Ezechiël 34:1

1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:

Ezechiël 34:1 Meaning and Commentary

Ezekiel 34:1

The word of the Lord came unto me
The date of this prophecy is not given; however, it seems to have been delivered after the destruction of Jerusalem; the causes of which are mentioned, the sins of the people and their governors, which the prophet is directed to expose: saying:
as follows:

Ezechiël 34:1 In-Context

1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:
2 Mensenkind! profeteer tegen de herders van Israel; profeteer en zeg tot hen, tot de herders: Alzo zegt de Heere HEERE: Wee den herderen Israels, die zichzelven weiden! zullen niet de herders de schapen weiden?
3 Gij eet het vette, en bekleedt u met de wol, gij slacht het gemeste, maar de schapen weidt gij niet.
4 De zwakke sterkt gij niet, en het kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt gij niet; maar gij heerst over hen met strengheid en met hardigheid.
5 Alzo zijn zij verstrooid, omdat er geen herder is; en zij zijn als het wild gedierte des velds tot spijze geworden, dewijl zij verstrooid waren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.