Ezechiël 37:3

3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind! zullen deze beenderen levend worden? En ik zeide: Heere HEERE, Gij weet het!

Ezechiël 37:3 Meaning and Commentary

Ezekiel 37:3

And he said unto me, son of man, can these bones live?
&c.] Is there any probability of it? is there any reason to believe they shall live? can any ways and means be devised, or any methods taken, to cause them to live? and I answered, O Lord God, thou knowest;
the prophet does not pronounce at once that it was improbable and impossible; he knew indeed it was not probable, or possible, that these bones should revive of themselves; and he knew that neither he nor any creature could quicken them; but he wisely refers it to an omniscient and omnipotent God, who knew what he could and what he would do: the conversion of sinners is not of themselves, nor of ministers, but of God; it is wholly owing to his will and power, ( John 1:13 ) nothing else can make it probable, or possible.

Ezechiël 37:3 In-Context

1 De hand des HEEREN was op mij, en de HEERE voerde mij uit in den geest, en zette mij neder in het midden ener vallei; dezelve nu was vol beenderen.
2 En Hij deed mij bij dezelve voorbijgaan geheel rondom; en ziet, er waren zeer vele op den grond der vallei; en ziet, zij waren zeer dor.
3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind! zullen deze beenderen levend worden? En ik zeide: Heere HEERE, Gij weet het!
4 Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen, en zeg tot dezelve: Gij dorre beenderen! hoort des HEEREN woord.
5 Alzo zegt de Heere HEERE tot deze beenderen: Ziet, Ik zal den geest in u brengen, en gij zult levend worden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.