Ezechiël 9:6

6 Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand, op denwelken het teken is, en begint van Mijn heiligdom. En zij begonnen van de oude mannen, die voor het huis waren.

Ezechiël 9:6 Meaning and Commentary

Ezekiel 9:6

Slay utterly old [and] young, both maids, and little children,
and women
All, of them objects of compassion, because of their age and sex; and yet none to be spared; and which orders were exactly obeyed; see ( 2 Chronicles 36:17 ) ; but come not near any man on whom [is] the mark;
these were not to be slain; and though some were carried captive, as Daniel, and others; yet it was for their good and God's glory; see ( Revelation 7:3 Revelation 7:4 ) ( Revelation 9:3 Revelation 9:4 ) ; and begin at my sanctuary;
the temple, the house of God, and the priests and Levites that dwelt there. The Septuagint version is, "begin at my saints"; those who professed themselves to be the saints of the Lord, and were separated and devoted to his service; and so the Rabbins say F25, do not read (yvdqmm) , "at my sanctuary"; but (yvdwqmm) , "at those that sanctify me", or "my sanctified ones"; which they interpret of those that keep the whole law, from "aleph" to "tau"; see ( 1 Peter 4:17 ) ; then they began at the ancient men which [were] before the house;
the seventy elders of Israel, who offered incense to the idols portrayed upon the walls of the chambers of the temple, ( Ezekiel 8:10 Ezekiel 8:11 ) ; these they slew first.


FOOTNOTES:

F25 T. Bab. Avoda Zara, fol. 4. 1.

Ezechiël 9:6 In-Context

4 En de HEERE zeide tot hem: Ga door, door het midden der stad, door het midden van Jeruzalem, en teken een teken op de voorhoofden der lieden, die zuchten en uitroepen over al deze gruwelen, die in het midden derzelve gedaan worden.
5 Maar tot die anderen zeide Hij voor mijn oren: Gaat door, door de stad achter hem, en slaat, ulieder oog verschone niet, en spaart niet!
6 Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand, op denwelken het teken is, en begint van Mijn heiligdom. En zij begonnen van de oude mannen, die voor het huis waren.
7 En Hij zeide tot hen: Verontreinigt het huis, en vervult de voorhoven met verslagenen; gaat henen uit. En zij gingen henen uit, en zij sloegen in de stad.
8 Het geschiedde nu, als zij hen geslagen hadden, en ik overgebleven was, dat ik op mijn aangezicht viel, en riep, en zeide: Ach, Heere HEERE, zult Gij al het overblijfsel van Israel verderven, met Uw grimmigheid uit te gieten over Jeruzalem?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.