Genesis 25:5

5 Doch Abraham gaf aan Izak al wat hij had.

Genesis 25:5 Meaning and Commentary

Genesis 25:5

And Abraham gave all that he had unto Isaac.
] By his last will and testament; not all out of his own hand, while he lived, at least he reserved somewhat for himself, and for gifts to his other children; so his servant declared to the parents and friends of Rebekah, ( Genesis 24:35 ) ; wherefore some render the words here "had given" F4; or the sense is, that he had at that time purposed and promised to give all that he had to Isaac, and now he actually did it.


FOOTNOTES:

F4 (Ntn) "dederat", Junius & Tremellius, Piscator.

Genesis 25:5 In-Context

3 En Joksan gewon Seba en Dedan; en de zonen van Dedan waren de Assurieten, en Letusieten, en Leummieten.
4 En de zonen van Midian waren Efa en Efer, en Henoch en Abida, en Eldaa. Deze allen waren zonen van Ketura.
5 Doch Abraham gaf aan Izak al wat hij had.
6 Maar aan de zonen der bijwijven, die Abraham had, gaf Abraham geschenken; en zond hen weg van zijn zoon Izak, terwijl hij nog leefde, oostwaarts naar het land van het Oosten.
7 Dit nu zijn de dagen der jaren des levens van Abraham, welke hij geleefd heeft, honderd vijf en zeventig jaren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.