Handelingen 26:11

11 En door al de synagogen heb ik hen dikmaals gestraft, en gedwongen te lasteren; en boven mate tegen hen woedende, heb ik hen vervolgd, ook tot in de buiten landse steden.

Handelingen 26:11 Meaning and Commentary

Acts 26:11

And I punished them oft in every synagogue
In Jerusalem, where there were many; (See Gill on Acts 24:12); by beating and scourging them there, as the manner was; see ( Matthew 10:17 ) .

and compelled them to blaspheme;
the Lord Jesus Christ, both to deny him to be the Messiah, and to call him accursed; as the Jews and Heathens obliged some professors of Christianity to do, who were only nominal ones, and had not grace and strength to stand against their threatenings, and to endure their persecutions:

and being exceeding mad against them;
full of malice, envy, and hatred:

I persecuted them even to strange cities;
particularly Damascus; and of his journey thither, he gives an account in the following verse; or through the violence of his persecution he obliged them to fly to strange cities, where they were foreigners and strangers; though he himself might not follow them there, since we do not read of his going anywhere but to Damascus; whereas they that were scattered by the persecution, in which he was concerned, travelled as far as Phenice, Cyprus, and Antioch, ( Acts 9:19 ) . The phrase may be rendered, "even to cities without"; i.e. without the land of Israel: frequent mention is made in Jewish writings of such and such cities being (Ural huwx) , "without the land".

Handelingen 26:11 In-Context

9 Ik meende waarlijk bij mijzelven, dat ik tegen den Naam van Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen moest doen.

10 Hetwelk ik ook gedaan heb te Jeruzalem, en ik heb velen van de heiligen in de gevangenissen gesloten, de macht van de overpriesters ontvangen hebbende; en als zij omgebracht werden, stemde ik het toe.

11 En door al de synagogen heb ik hen dikmaals gestraft, en gedwongen te lasteren; en boven mate tegen hen woedende, heb ik hen vervolgd, ook tot in de buiten landse steden.

12 Waarover ook als ik naar Damaskus reisde, met macht en last, welk ik van de overpriesters had,

13 Zag ik, o koning, in het midden van den dag, op den weg een licht, boven den glans der zon, van den hemel mij en degenen, die met mij reisden, omschijnende.