Handelingen 9:5

5 En hij zeide: Wie zijt Gij, Heere? En de Heere zeide: Ik ben Jezus, Dien gij vervolgt. Het is u hard, de verzenen tegen de prikkels te slaan.

Handelingen 9:5 Meaning and Commentary

Acts 9:5

And he said, who art thou, Lord?
&c.] For he knew not whether it was God, or an angel, or who it was that spake to him; he knew not Christ by his form or voice, as Stephen did, when he saw him standing at the right hand of God; he was in a state of ignorance, and knew neither the person, nor voice of Christ, and yet his heart was so far softened and wrought upon, that he was desirous of knowing who he was;

and the Lord said, I am Jesus, whom thou persecutest.
The Alexandrian copy, and the Syriac and Ethiopic versions, "read Jesus of Nazareth"; and one of Beza's copies, and another of Stephens', as in ( Acts 22:8 ) whose name thou art doing many things against, and whose people thou art destroying:

it is hard for thee to kick against the pricks;
or "to resist me", as the Arabic version renders it; and which is the sense of the phrase; it is a proverbial expression, taken from beasts that are goaded, who kick against the goads or pricks, and hurt themselves the more thereby; and Christ uses it, suggesting hereby, that should Saul go on to persecute him and his people, to oppose his Gospel, and the strong evidence of it, in doctrine and miracles, and notwithstanding the present remonstrances made in such an extraordinary manner; he would find himself in the issue greatly hurt by it, and could not rationally expect to succeed against so powerful a person. This clause in the Syriac version is placed at the end of the fourth verse.

Handelingen 9:5 In-Context

3 En als hij reisde, is het geschied, dat hij nabij Damaskus kwam, en hem omscheen snellijk een licht van den hemel;
4 En ter aarde gevallen zijnde, hoorde hij een stem, die tot hem zeide: Saul, Saul! wat vervolgt gij Mij?
5 En hij zeide: Wie zijt Gij, Heere? En de Heere zeide: Ik ben Jezus, Dien gij vervolgt. Het is u hard, de verzenen tegen de prikkels te slaan.
6 En hij, bevende en verbaasd zijnde, zeide: Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal? En de Heere zeide tot hem: Sta op, en ga in de stad, en u zal aldaar gezegd worden, wat gij doen moet.
7 En de mannen, die met hem over weg reisden, stonden verbaasd, horende wel de stem, maar niemand ziende.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.