Jeremia 11:10

10 Zij zijn wedergekeerd tot de ongerechtigheden hunner voorvaderen, die Mijn woorden geweigerd hebben te horen; en zij hebben andere goden nagewandeld, om die te dienen; het huis Israels en het huis van Juda hebben Mijn verbond gebroken, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb.

Jeremia 11:10 Meaning and Commentary

Jeremiah 11:10

They are turned back to the iniquities of their forefathers,
&c.] According to Kimchi, this prophecy was delivered out in the times of Jehoiakim. There had been a reformation in the reign of Josiah, but now they had rebelled against the Lord, and had returned to their former idolatries that had been practised in the times of Amon, Manasseh, and Ahaz: which refused to hear my words;
sent unto them by the prophets, Isaiah, and others: and they went after other gods to serve them;
not their forefathers, though it was true of them; but the then present generation, that were in the conspiracy and rebellion against God; they put their schemes into execution, and worshipped and served the gods of the nations: the house of Israel and the house of Judah have broken my covenant
which I made with their fathers;
by their many transgressions, and especially by their idolatry; the house of Israel, or the ten tribes, had done so, many years ago, and were carried captive; and the house of Judah, or the two tribes of Benjamin and Judah, committing the same iniquities, might justly expect the like treatment.

Jeremia 11:10 In-Context

8 Maar zij hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, maar hebben gewandeld, een iegelijk naar het goeddunken van hunlieder boos hart; daarom heb Ik over hen gebracht al de woorden dezes verbonds, dat Ik geboden heb te doen, maar zij niet gedaan hebben.
9 Voorts zeide de HEERE tot mij: Er is een verbintenis bevonden onder de mannen van Juda, en onder de inwoners van Jeruzalem.
10 Zij zijn wedergekeerd tot de ongerechtigheden hunner voorvaderen, die Mijn woorden geweigerd hebben te horen; en zij hebben andere goden nagewandeld, om die te dienen; het huis Israels en het huis van Juda hebben Mijn verbond gebroken, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb.
11 Daarom zegt de HEERE alzo: Ziet, Ik zal een kwaad over hen brengen, uit hetwelk zij niet zullen kunnen uitkomen; als zij dan tot Mij zullen roepen, zal Ik naar hen niet horen.
12 Dan zullen de steden van Juda en de inwoners van Jeruzalem henengaan, en roepen tot de goden, dien zij gerookt hebben; maar zij zullen hen gans niet kunnen verlossen ten tijde huns kwaads.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.