Jeremia 49:4

4 Wat roemt gij op uw dalen? Uw dal is weggevloten, gij afkerige dochter! die op haar schatten vertrouwt, zeggende: Wie zou tegen mij komen?

Jeremia 49:4 Meaning and Commentary

Jeremiah 49:4

Wherefore gloriest thou in the valleys
Of which there were many in the country of Ammon, fruitful and well watered, which were situated by the rivers of Arnon and Jabbok, the borders of this country, and in which was the plain of the vineyards; see ( Judges 11:13 Judges 11:33 ) ; and indeed the whole country was a vale. For, as Josephus F3 says, the country both of the Moabites and Ammonites were in the valley of Syria, or Coelesyria; that is, hollow Syria, so called from its lying low, or in a valley; for this country lay between the mountains Libanus and Antilibanus, as Strabo F4 says, and brought forth a large increase; in this they gloried, in the produce of these valleys, in the grass, corn, and vines, that grew upon them, and the flocks that fed there; but now should have no occasion to glory, all being swept away by the enemy: thy flowing valley,
or, "thy valley flows" F5; is overflowed with water, through abundance of rain, which destroyed the fruits of it, so Jarchi; or rather flowed with the blood of the slain, as Kimchi, Ben Melech, and Abarbinel; the enemy having entered it, and made so great a slaughter of men in it: O backsliding daughter?
the Targum is, O foolish kingdom; the whole kingdom of Ammon is meant, or the people of it; who, descending from righteous Lot, may be called backsliders; and, being also idolaters, have this character; for such revolt from the true God, to worship idols: it may be rendered, "refractory", "rebellious" F6; as all such persons are: that trusteth in her treasures, [saying], who shall come unto me?
dwelling in valleys encompassed with mountains, and in fortified cities, and abounding in wealth and riches, whereby they were able to procure men and arms to defend themselves; thought they were safe from any enemy, and that none could come nigh them, and so dwelt at ease, and in great security.


FOOTNOTES:

F3 Ibid. (Antiqu.) l. 1. c. 11. sect. 5.
F4 Geograph. l. 16. p. 519, 520.
F5 (Kqme bz) "defluxit vallis tua", V. L. Schmidt; "fluxit", Pagninus, Montanus; "fluit", Cocceius.
F6 (hbbwvh tbh) "O filia pervesa", Schmidt; "pervicax" vel "temeraria", Grotius; "rebellis", Pagninus, Calvin; "refractaria", Montanus.

Jeremia 49:4 In-Context

2 Daarom ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik over Rabba der kinderen Ammons een krijgsgeschrei zal doen horen, en zij zal tot een woesten hoop worden, en haar onderhorige plaatsen zullen met vuur aangestoken worden; en Israel zal erven degenen, die hem geerfd hadden, zegt de HEERE.
3 Huil, o Hesbon! want Ai is verstoord; krijt, gij dochteren van Rabba, gordt zakken aan, drijft misbaar, en loopt om bij de tuinen; want Malcham zal wandelen in gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen.
4 Wat roemt gij op uw dalen? Uw dal is weggevloten, gij afkerige dochter! die op haar schatten vertrouwt, zeggende: Wie zou tegen mij komen?
5 Ziet, Ik zal vreze over u brengen, spreekt de HEERE, de HEERE der heirscharen, van allen, die rondom u zijn, en gijlieden zult, een iegelijk voor zich henen, uitgedreven worden, en niemand zal den omdolende vergaderen.
6 Maar daarna zal Ik de gevangenis der kinderen Ammons wenden, spreekt de HEERE.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.