5
Ziet, zij zijn woudezels in de woestijn; zij gaan uit tot hun werk, makende zich vroeg op ten roof; het vlakke veld is hem tot spijs, en den jongeren.
3
Den ezel der wezen drijven zij weg; den os ener weduwe nemen zij te pand.
4
Zij doen de nooddruftigen wijken van den weg; te zamen versteken zich de ellendigen des lands.
5
Ziet, zij zijn woudezels in de woestijn; zij gaan uit tot hun werk, makende zich vroeg op ten roof; het vlakke veld is hem tot spijs, en den jongeren.
6
Op het veld maaien zij zijn voeder, en den wijnberg des goddelozen lezen zij af.
7
Den naakten laten zij vernachten zonder kleding, die geen deksel heeft tegen de koude.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.