Klaagliederen 2:5

5 He. De Heere is geworden als een vijand; Hij heeft Israel verslonden, Hij heeft al haar paleizen verslonden. Hij heeft deszelfs vastigheden verdorven; en Hij heeft bij de dochter van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd.

Klaagliederen 2:5 Meaning and Commentary

Lamentations 2:5

The Lord was as an enemy
Who formerly was on their side, their God and guardian, their protector and deliverer, but now against them; and a terrible thing it is to have God for an enemy, or even to be as one; this is repeated, as being exceeding distressing, and even intolerable. Mr. Broughton renders it, "the Lord is become a very enemy"; taking "caph" for a note of reality, and not of similitude; he hath swallowed up Israel;
the ten tribes, or the Jewish nation in general; as a lion, or any other savage beast, swallows its prey, and makes nothing of it, and leaves none behind: he hath swallowed up all her palaces:
the palaces of Zion or Jerusalem; the palaces of the king, princes, nobles, and great men; as an earthquake or inundation swallows up whole streets and cities at once; (See Gill on Lamentations 2:2); he hath destroyed his strong holds:
the fortified places of the land of Israel, the towers and castles: and hath increased in the daughter of Judah mourning and lamentation;
exceeding great lamentation, for the destruction of its cities, towns, villages, and the inhabitants of them.

Klaagliederen 2:5 In-Context

3 Gimel. Hij heeft, in ontsteking des toorns, den gehelen hoorn Israels afgehouwen; Hij heeft Zijn rechterhand achterwaarts getrokken, toen de vijand kwam, en Hij is tegen Jakob ontstoken als een vlammend vuur, dat rondom verteert.
4 Daleth. Hij heeft Zijn boog gespannen als een vijand; Hij heeft zich met Zijn rechterhand gesteld als een tegenpartijder, dat Hij doodde al de begeerlijke dingen der ogen; Hij heeft Zijn grimmigheid in de tent der dochter Sions uitgestort als een vuur.
5 He. De Heere is geworden als een vijand; Hij heeft Israel verslonden, Hij heeft al haar paleizen verslonden. Hij heeft deszelfs vastigheden verdorven; en Hij heeft bij de dochter van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd.
6 Vau. En Hij heeft Zijn hut met geweld afgerukt, als een hof, Hij heeft Zijn vergaderplaats verdorven; de HEERE heeft in Sion doen vergeten den hoogtijd en den sabbat, en Hij heeft in de gramschap Zijns toorns den koning en den priester smadelijk verworpen.
7 Zain. De Heere heeft Zijn altaar verstoten. Hij heeft Zijn heiligdom te niet gedaan, Hij heeft de muren harer paleizen in des vijands hand overgegeven; zij hebben in het huis des HEEREN een stem verheven als op den dag eens gezetten hoogtijds.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.