27
En hij, antwoordende, zeide: Gij zult den Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand; en uw naaste als uzelven.
And he answering said, thou shalt love the Lord thy God, &c.] This was part of their phylacteries, which they recited every day; (See Gill on Matthew 22:37) (See Gill on Matthew 22:39) (See Gill on Mark 12:28) (See Gill on Mark 12:29)
25
En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven?
26
En Hij zeide tot hem: Wat is in de wet geschreven? Hoe leest gij?
27
En hij, antwoordende, zeide: Gij zult den Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand; en uw naaste als uzelven.
28
En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geantwoord; doe dat, en gij zult leven.
29
Maar hij, willende zichzelven rechtvaardigen, zeide tot Jezus: En wie is mijn naaste?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.