Nehemia 3:8

8 Aan zijn hand verbeterde Uzziel, de zoon van Harhoja, een der goudsmeden, en aan zijn hand verbeterde Hananja, de zoon van een der apothekers; en zij lieten Jeruzalem tot aan den breden muur.

Nehemia 3:8 Meaning and Commentary

Nehemiah 3:8

Next unto him repaired Uzziel the son of Harhaiah, of the
goldsmiths
Or Tzorephim, which, according to Jarchi, was the name of a family so called from their trade and business:

next unto him also repaired Hananiah the son of one of the
apothecaries;
or confectioners, which also might be the name of a family so called for the same reason:

and they fortified Jerusalem unto the broad wall;
which reached from the gate of Ephraim to the corner gate, which was broken down by Joash, king of Israel, but was rebuilt so strong by Uzziah, king of Judah, that it stood firm to this time; wherefore these men repaired up to it, but left that as they found it; see ( 2 Chronicles 25:23 ) ( 26:9 ) , and were not careful to repair it, it not wanting any repair.

Nehemia 3:8 In-Context

6 En de Oude poort verbeterden Jojada, de zoon van Paseah, en Mesullam, de zoon van Besodja; deze zolderden zij, en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen.
7 En aan hun hand verbeterden Melatja, de Gibeoniet, en Jadon, de Meronothiet, de mannen van Gibeon en van Mizpa; tot aan den stoel des landvoogds aan deze zijde der rivier.
8 Aan zijn hand verbeterde Uzziel, de zoon van Harhoja, een der goudsmeden, en aan zijn hand verbeterde Hananja, de zoon van een der apothekers; en zij lieten Jeruzalem tot aan den breden muur.
9 En aan hun hand verbeterde Refaja, de zoon van Hur, overste des halven deels van Jeruzalem.
10 Voorts aan hun hand verbeterde Jedaja, de zoon van Herumaf, en tegenover zijn huis; en aan zijn hand verbeterde Hattus, de zoon van Hasabneja.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.