Nehemia 3:7

7 En aan hun hand verbeterden Melatja, de Gibeoniet, en Jadon, de Meronothiet, de mannen van Gibeon en van Mizpa; tot aan den stoel des landvoogds aan deze zijde der rivier.

Nehemia 3:7 Meaning and Commentary

Nehemiah 3:7

And next unto them repaired Melatiah the Gibeonite, and Jadon
the Meronothite, the men of Gibeon and Mizpah
Which places were both in the tribe of Benjamin, ( Joshua 18:25 Joshua 18:26 ) and one of these men was of the one place, and the other of the other:

unto the throne of the governor on this side the river;
where the governor of those parts under the king of Persia had his seat, and now Nehemiah; but, according to Aben Ezra, Cisse, rendered "throne", is the name of a man who was the governor.

Nehemia 3:7 In-Context

5 Voorts aan hun hand verbeterden de Thekoieten; maar hun voortreffelijken brachten hun hals niet tot den dienst huns Heeren.
6 En de Oude poort verbeterden Jojada, de zoon van Paseah, en Mesullam, de zoon van Besodja; deze zolderden zij, en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen.
7 En aan hun hand verbeterden Melatja, de Gibeoniet, en Jadon, de Meronothiet, de mannen van Gibeon en van Mizpa; tot aan den stoel des landvoogds aan deze zijde der rivier.
8 Aan zijn hand verbeterde Uzziel, de zoon van Harhoja, een der goudsmeden, en aan zijn hand verbeterde Hananja, de zoon van een der apothekers; en zij lieten Jeruzalem tot aan den breden muur.
9 En aan hun hand verbeterde Refaja, de zoon van Hur, overste des halven deels van Jeruzalem.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.