Nehemia 5:7

7 En mijn hart beraadslaagde in mij; daarna twistte ik met de edelen, en met de overheden, en zeide tot hen: Gijlieden vordert een last, een iegelijk van zijn broeder. Voorts belegde ik een grote vergadering tegen hen.

Nehemia 5:7 Meaning and Commentary

Nehemiah 5:7

Then I consulted with myself
What was to be done, what method to be taken to redress such grievances:

and I rebuked the nobles and the rulers;
who were the men that monopolized the corn in this dear season, and sold it at an extravagant price, and had got the lands, vineyards, and houses of the poor mortgaged to them, and to whom they had lent money on usury:

and said unto them, you exact usury everyone of his brother;
which was contrary to the express law of God, ( Exodus 22:25 ) and which even the Indians F8 strictly observed, who neither let out money, nor took any upon usury:

and I set a great assembly against them;
either of the poor that were oppressed, who brought in their accusations and complaints against them, or a large body of the people, who were not guilty, to hear them, that the delinquents might be put to public shame; or he called a large court of judicature, and set them to examine these allegations, and to do justice.


FOOTNOTES:

F8 Aelian. Var. Hist. l. 4. c. 1.

Nehemia 5:7 In-Context

5 Nu is toch ons vlees als het vlees onzer broederen, onze kinderen zijn als hun kinderen; en ziet, wij onderwerpen onze zonen en onze dochteren tot dienstknechten; ja, er zijn enige van onze dochteren onderworpen, dat zij in de macht onzer handen niet zijn; en anderen hebben onze akkers en onze wijngaarden.
6 Toen ik nu hun geroep en deze woorden hoorde, ontstak ik zeer.
7 En mijn hart beraadslaagde in mij; daarna twistte ik met de edelen, en met de overheden, en zeide tot hen: Gijlieden vordert een last, een iegelijk van zijn broeder. Voorts belegde ik een grote vergadering tegen hen.
8 En ik zeide tot hen: Wij hebben onze broederen, de Joden, die aan de heidenen verkocht waren, naar ons vermogen wedergekocht; en zoudt gijlieden ook uw broederen verkopen, of zouden zij aan ons verkocht worden? Toen zwegen zij, en vonden geen antwoord.
9 Voorts zeide ik: De zaak is niet goed, die gijlieden doet; zoudt gij niet wandelen in de vreze onzes Gods, om de versmading der heidenen, onze vijanden?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.