Psalmen 106:25

25 Maar zij murmureerden in hun tenten; naar de stem des HEEREN hoorden zij niet.

Psalmen 106:25 Meaning and Commentary

Psalms 106:25

But murmured in their tents
Throughout their tents; the murmuring was general; they murmured often; but what is here referred to seems to be their murmuring upon the report of the spies, ( Numbers 14:2 Numbers 14:27 Numbers 14:29 ) . To murmur against God and his providence is a very great evil; and which generally proceeds on one or other of these two things; either because men have not so much of the good things of this world as others have; or because they endure more afflictions, and so are ready to charge the ways of God with inequality; not considering that God is a Sovereign, and may do with his own what he pleases; and that they are deserving of nothing at his hands; and that their punishment or chastisement is less than their sins deserve.

And hearkened not unto the voice of the Lord;
to go up and possess the land; they disbelieved his word, and were disobedient to his command. The use the apostle makes of this, see ( Hebrews 3:7 Hebrews 3:8 ) , and of their other provocations, of their lust, idolatry, fornication, tempting of God, and murmuring against him, see ( 1 Corinthians 10:6-11 ) .

Psalmen 106:25 In-Context

23 Dies Hij zeide, dat Hij hen verdelgen zou, ten ware Mozes, Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af te keren, dat Hij hen niet verdierf.

24 Zij versmaadden ook het gewenste land; zij geloofden Zijn woord niet.

25 Maar zij murmureerden in hun tenten; naar de stem des HEEREN hoorden zij niet.

26 Dies hief Hij tegen hen Zijn hand op, zwerende dat Hij hen nedervellen zou in de woestijn;

27 En dat Hij hun zaad zou nedervellen onder de heidenen, en hen verstrooien zou door de landen.