Richtere 16:18

18 Als nu Delila zag, dat hij haar zijn ganse hart verklaard had, zo zond zij heen, en riep de vorsten der Filistijnen, zeggende: Komt ditmaal op, want hij heeft mij zijn ganse hart verklaard. En de vorsten der Filistijnen kwamen tot haar op, en brachten dat geld in hun hand.

Richtere 16:18 Meaning and Commentary

Judges 16:18

And when Delilah saw that he had told her all his heart
Which she perceived by his countenance, and the serious manner in which he expressed himself; and Abarbinel conjectures that he might swear to her that what he said was truth; and who observes from their Rabbins, as does also Kimchi, that she concluded he had told her the truth, by his making mention of the name of God, saying he was a Nazarite unto God, whose name she knew he would not take in vain; and with the account he gave agreed the long hair he wore:

she sent and called for the lords of the Philistines, saying, come up
this once;
for it seems as they were returned home, finding that she could do nothing with him, and was not able to get the secret out of him; but now, believing she had it, sends to them, and entreats them to come once more, being very desirous of having the money they had offered her:

for he hath showed me all his heart;
there is a double reading of this clause; the Keri or marginal reading, which our version follows, is, "hath showed me", as being the words of Delilah to the lords of the Philistines; but the Cetib or textual reading is, "he hath showed her", as being the words of the messengers to them:

then the lords of the Philistines came up unto her;
that is, from their own country; for it can hardly be understood of their coming up into her room, or chamber; and especially since it follows,

and brought money in their hand;
1100 shekels of silver apiece, the sum they first proposed to give her; and now being pretty well assured of success, brought it along with them to pay her for the service done.

Richtere 16:18 In-Context

16 En het geschiedde, als zij hem alle dagen met haar woorden perste, en hem moeilijk viel, dat zijn ziel verdrietig werd tot stervens toe;

17 Zo verklaarde hij haar zijn ganse hart, en zeide tot haar: Er is nooit een scheermes op mijn hoofd gekomen, want ik ben een Nazireer Gods van mijn moeders buik af; indien ik geschoren wierd, zo zou mijn kracht van mij wijken, en ik zou zwak worden, en wezen als alle de mensen.

18 Als nu Delila zag, dat hij haar zijn ganse hart verklaard had, zo zond zij heen, en riep de vorsten der Filistijnen, zeggende: Komt ditmaal op, want hij heeft mij zijn ganse hart verklaard. En de vorsten der Filistijnen kwamen tot haar op, en brachten dat geld in hun hand.

19 Toen deed zij hem slapen op haar knieen, en riep een man en liet hem de zeven haarlokken zijns hoofds afscheren, en zij begon hem te plagen; en zijn kracht week van hem.

20 En zij zeide: De Filistijnen over u, Simson! En hij ontwaakte uit zijn slaap, en zeide: Ik zal ditmaal uitgaan, als op andere malen, en mij uitschudden; want hij wist niet, dat de HEERE van hem geweken was.