Richtere 16:19

19 Toen deed zij hem slapen op haar knieen, en riep een man en liet hem de zeven haarlokken zijns hoofds afscheren, en zij begon hem te plagen; en zijn kracht week van hem.

Richtere 16:19 Meaning and Commentary

Judges 16:19

And she made him sleep upon her knees
Giving him, as some think, a sleepy potion; or however encouraged him to take a nap upon her knees, and by her fondness lulled him to sleep:

and she called for a man; a barber;
in former times to shave was the work of a servant F6 and sometimes of a woman; she gave orders for one to be sent for; for Jarchi calls him a messenger of the lords of the Philistines:

and she caused him to shave off the seven locks of his head;
this shows that they were not wove into one another, and made but one lock, as some interpret what she was before directed to do:

and she began to afflict him;
as his hair was shaving off; though he was asleep, yet he discovered some uneasiness, the effects of it began to appear: though the word "began" here may be redundant, as in ( Numbers 25:1 ) ( Judges 20:40 ) and then the meaning is, that she afflicted him, or again afflicted him; for she had afflicted him, or at least attempted it, three times before, and therefore did not begin now; this Hebraism is used in ( Mark 4:1 ) and frequently in Jewish writings F7:

and his strength went from him;
sensibly and gradually; though some understand it of her shaking him in a violent manner to awake him, and shrieking and crying out terribly to frighten him, with her old cry of the Philistines being on him, and of her binding him, though not expressed; whereby she perceived his strength was gone, and he could not loose himself.


FOOTNOTES:

F6 Vid. Pignorium de servis, p. 89, 90, 91. & Popma de servis, p. 57, 58.
F7 See Lightfoot. Hor. Heb. in Mark iv. 1. Vid. Sterringae Animadv. Philolog. Sacr. p. 248.

Richtere 16:19 In-Context

17 Zo verklaarde hij haar zijn ganse hart, en zeide tot haar: Er is nooit een scheermes op mijn hoofd gekomen, want ik ben een Nazireer Gods van mijn moeders buik af; indien ik geschoren wierd, zo zou mijn kracht van mij wijken, en ik zou zwak worden, en wezen als alle de mensen.
18 Als nu Delila zag, dat hij haar zijn ganse hart verklaard had, zo zond zij heen, en riep de vorsten der Filistijnen, zeggende: Komt ditmaal op, want hij heeft mij zijn ganse hart verklaard. En de vorsten der Filistijnen kwamen tot haar op, en brachten dat geld in hun hand.
19 Toen deed zij hem slapen op haar knieen, en riep een man en liet hem de zeven haarlokken zijns hoofds afscheren, en zij begon hem te plagen; en zijn kracht week van hem.
20 En zij zeide: De Filistijnen over u, Simson! En hij ontwaakte uit zijn slaap, en zeide: Ik zal ditmaal uitgaan, als op andere malen, en mij uitschudden; want hij wist niet, dat de HEERE van hem geweken was.
21 Toen grepen hem de Filistijnen, en groeven zijn ogen uit; en zij voerden hem af naar Gaza, en bonden hem met twee koperen ketenen, en hij was malende in het gevangenhuis.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.