Richtere 18:24

24 Toen zeide hij: Gijlieden hebt mijn goden, die ik gemaakt had, weggenomen, mitsgaders den priester, en zijt weggegaan; wat heb ik nu meer? Wat is het dan, dat gij tot mij zegt: Wat is u?

Richtere 18:24 Meaning and Commentary

Judges 18:24

And he said, ye have taken away my gods that I made
Meaning his graven and molten images, which he had made, or caused to be made, out of the silver his mother gave him, or however had paid for the making of; and though this might be an argument proving his right unto them, it was a very poor one in favour of their deity; and it is astonishing he should call them gods he knew the making of, and who could not save themselves from being stolen and carried off:

and the priest and ye are gone away;
they had not only took away his gods, but the priest that sacrificed for him unto them, and assisted him in acts of devotion to them, or to God by them, and were gone off with both:

and what have I more?
signifying, that all he had in the world, wife, children, and substance, were all nothing in comparison of these; there was nothing he so much valued as he did these, nor could he take any pleasure or comfort in anything, being deprived of them, so much was his heart set on them:

and what is this that ye say unto me, what aileth thee?
what a question is this you ask, as if the injury done me was none at all, and that I had no reason to complain; that it was a trifling insignificant thing, worthy of no regard, when it was a matter of the greater moment and importance to him in life.

Richtere 18:24 In-Context

22 Als zij nu verre van Micha's huis gekomen waren, zo werden de mannen, zijnde in de huizen, die bij het huis van Micha waren, bijeengeroepen, en zij achterhaalden de kinderen van Dan.

23 En zij riepen de kinderen van Dan na; dewelke hun aangezichten omkeerden, en zeiden tot Micha: Wat is u, dat gij bijeengeroepen zijt?

24 Toen zeide hij: Gijlieden hebt mijn goden, die ik gemaakt had, weggenomen, mitsgaders den priester, en zijt weggegaan; wat heb ik nu meer? Wat is het dan, dat gij tot mij zegt: Wat is u?

25 Maar de kinderen van Dan zeiden tot hem: Laat uw stem bij ons niet horen, opdat niet misschien mannen, van bitteren gemoede, op u aanvallen, en gij uw leven verliest, en het leven van uw huis.

26 Alzo gingen de kinderen van Dan huns weegs; en Micha, ziende, dat zij sterker waren dan hij, zo keerde hij om, en kwam weder tot zijn huis.