Richtere 2:17

17 Doch zij hoorden ook niet naar hun richteren, maar hoereerden andere goden na, en bogen zich voor die; haast weken zij af van den weg, dien hun vaders gewandeld hadden, horende de geboden des HEEREN; alzo deden zij niet.

Richtere 2:17 Meaning and Commentary

Judges 2:17

And yet they would not hearken unto their judges
Afterwards, or not always; but when they admonished them of their sins, and advised them to walk in the good ways of God, and serve him only; they turned a deaf ear to them, and went on in their own ways, which is a sad aggravation of their iniquities:

but they went a whoring after their gods, and bowed themselves unto
them;
committing spiritual adultery, for such idolatry is, and is often so represented in Scripture; for by it they broke the covenant God made with them, which had the nature of a matrimonial contract, and in which God was an husband to them; and therefore serving other gods was rejecting him as such, and committing whoredom with others; than which nothing was more provoking to God, jealous of his honour and glory:

they turned quickly out of the way which their fathers walked in;
as soon as ever Joshua and the elders were dead, they departed from the God of their fathers, and the way in which they worshipped him; and so likewise quickly after they had been delivered by the judges, or however as soon as they were dead:

obeying the commandments of the Lord;
serving him at his tabernacle, according to the laws, commands, and ordinances he gave to Moses, which is to be understood of their fathers:

[but] they did not so;
did not walk in the same way, nor serve the Lord, and obey his commands, as their fathers did; but all the reverse.

Richtere 2:17 In-Context

15 Overal, waarheen zij uittogen, was de hand des HEEREN tegen hen, ten kwade, gelijk als de HEERE gesproken, en gelijk als de HEERE gezworen had; en hun was zeer bang.
16 En de HEERE verwekte richteren, die hen verlosten uit de hand dergenen, die hen beroofden;
17 Doch zij hoorden ook niet naar hun richteren, maar hoereerden andere goden na, en bogen zich voor die; haast weken zij af van den weg, dien hun vaders gewandeld hadden, horende de geboden des HEEREN; alzo deden zij niet.
18 En wanneer de HEERE hun richteren verwekte, zo was de HEERE met den richter, en verloste hen uit de hand hunner vijanden, al de dagen des richters; want het berouwde den HEERE, huns zuchtens halve vanwege degenen, die hen drongen en die hen drukten.
19 Maar het geschiedde met het versterven des richters, dat zij omkeerden, en verdierven het meer dan hun vaderen, navolgende andere goden, dezelve dienende, en zich voor die buigende; zij lieten niets vallen van hun werken, noch van dezen harden weg.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.