Jesaja 22:22

22 En Ik zal den sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen; en hij zal opendoen, en niemand zal sluiten, en hij zal sluiten, en niemand zal opendoen.

Jesaja 22:22 Meaning and Commentary

Isaiah 22:22

And the key of the house of David will I lay upon his
shoulder
In allusion either to magistrates carrying a key on their shoulder, hanging down from thence, having a hook at one end of it fit for that purpose; or having one embroidered on that part of their garment: or one carried before them by their servants. It regards either the keys of the temple; or rather the key of the king's house, which it was proper should be delivered to him as treasurer and steward of it; the Targum takes in both,

``and I will give the key of the house of the sanctuary, and the government of the house of David, into his hand.''

In the mystical sense, Christ is said to have this key, ( Revelation 3:7 ) where the following words are applied to him:

so he shall open, and none shall shut; and he shall shut, and none
shall open;
all which is expressive of the government of the church being on his shoulders, and of his absolute and uncontrollable power over it; who opens the treasures of his word, of his grace, and of wisdom and knowledge, and communicates them unto, and shuts or hides them from, whom he pleases; who opens and shuts the doors of his church, his house, and lets in, and keeps out, whom he thinks fit; and who also opens and shuts the door of the kingdom of heaven, and introduces into it his own people, and excludes others.

Jesaja 22:22 In-Context

20 En het zal te dien dage geschieden, dat Ik Mijn knecht, Eljakim, den zoon van Hilkia, roepen zal.

21 En Ik zal hem met uw rok bekleden, en Ik zal hem met uw gordel sterken, en uw heerschappij zal Ik in zijn hand geven; en hij zal den inwoneren te Jeruzalem en den huize van Juda tot een vader zijn.

22 En Ik zal den sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen; en hij zal opendoen, en niemand zal sluiten, en hij zal sluiten, en niemand zal opendoen.

23 En Ik zal hem als een nagel inslaan in een vaste plaats; en hij zal wezen tot een stoel der eer voor het huis zijns vaders.

24 En men zal aan hem hangen alle heerlijkheid van het huis zijns vaders, der uitspruitelingen en der afkomelingen, ook alle kleine vaten, van de vaten der bekers af, zelfs tot al de vaten der flessen.