1 Kronieken 26:7

7 De kinderen van Semaja waren Othni, en Refael, en Obed, en Elzabad, zijn broeders, kloeke lieden; Elihu, en Semachja.

1 Kronieken 26:7 Meaning and Commentary

1 Chronicles 26:7

The sons of Shemaiah
The same before mentioned, the firstborn of Obededom: Othni, and Rephael, and Obed, and Elzabad, whose brethren were strong
men; Elihu and Semachiah;
which may rather denote their valour and courage, as before, though strength of body was needful, particularly to open and shut the doors of the temple, which, Josephus F18 says, required the assistance of twenty men.


FOOTNOTES:

F18 Contr. Apion. l. 2. sect. 9.

1 Kronieken 26:7 In-Context

5 Ammiel de zesde, Issaschar de zevende, Peullethai de achtste; want God had hem gezegend.
6 Ook werden zijn zoon Semaja kinderen geboren, heersende over het huis huns vaders; want zij waren kloeke helden.
7 De kinderen van Semaja waren Othni, en Refael, en Obed, en Elzabad, zijn broeders, kloeke lieden; Elihu, en Semachja.
8 Deze allen waren uit de kinderen van Obed-Edom; zij, en hun kinderen, en hun broeders, kloeke mannen in kracht tot den dienst; daar waren er twee en zestig van Obed-Edom.
9 Meselemja nu had kinderen en broeders, kloeke lieden, achttien.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.