1 Kronieken 9:3

3 Maar te Jeruzalem woonden van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin, en van de kinderen van Efraim en Manasse;

1 Kronieken 9:3 Meaning and Commentary

1 Chronicles 9:3

And in Jerusalem dwelt of the children of Judah, and of the
children of Benjamin
Of which tribes were the largest number that went into, and returned out of, captivity:

and of the children of Ephraim and Manasseh;
such of those tribes who had joined the others when Jeroboam introduced his idolatry, or had fled to them when Samaria was besieged and taken by Shalmaneser, and so went into captivity with Judah, and now returned; and as many of them as took the advantage of the proclamation of Cyrus, who were carried captive with the ten tribes.

1 Kronieken 9:3 In-Context

1 En gans Israel werd in geslachtsregisters geteld, en ziet, zij zijn geschreven in het boek der koningen van Israel. En die van Juda waren weggevoerd naar Babel, om hunner overtredingen wil.
2 De eerste inwoners nu, die in hun bezitting, in hun steden kwamen, waren de Israelieten, de priesters, de Levieten, en de Nethinim.
3 Maar te Jeruzalem woonden van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin, en van de kinderen van Efraim en Manasse;
4 Uthai, de zoon van Ammihud, den zoon van Omri, den zoon van Imri, den zoon van Bani, van de kinderen van Perez, den zoon van Juda.
5 En van de Silonieten was Asaja, de eerstgeborene, en zijn kinderen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.