1 Kronieken 9:8

8 En Jibnea, de zoon van Jeroham, en Ela, de zoon van Uzzi, den zoon van Michri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, den zoon van Reuel, den zoon van Jibnija;

1 Kronieken 9:8 Meaning and Commentary

1 Chronicles 9:8

And Ibneiah the son of Jeroham
Who with two more, Elah and Meshullam, whose ancestors are given, of whom we have no mention elsewhere, were all of the tribe of Benjamin, said to settle at Jerusalem.

1 Kronieken 9:8 In-Context

6 En van de kinderen van Zerah was Jeuel, en van hun broederen waren zeshonderd en negentig.
7 En van de kinderen van Benjamin waren Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van Hodavja, den zoon van Hassenua;
8 En Jibnea, de zoon van Jeroham, en Ela, de zoon van Uzzi, den zoon van Michri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, den zoon van Reuel, den zoon van Jibnija;
9 En hun broederen naar hun geslachten, negenhonderd zes en vijftig; al deze mannen waren hoofden der vaderen in de huizen hunner vaderen.
10 Van de priesteren nu, Jedaja, en Jojarib, en Jachin,
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.