1 Samuël 2:12

12 Doch de zonen van Eli waren kinderen Belials; zij kenden den HEERE niet.

1 Samuël 2:12 Meaning and Commentary

1 Samuel 2:12

Now the sons of Eli were sons of Belial
Not that Eli their father was Belial, a wicked man; but though they had so good a father, they were very wicked men, unprofitable abandoned wretches, that cast off the yoke of the law of God, and gave themselves up to all manner of wickedness:

they knew not the Lord;
not that they had no knowledge of God in theory, or were real atheists, but they were so practically; they denied him in works, they had no love to him, nor fear of him, and departed from his ways and worship, as much as if they were entirely ignorant of him; so the Targum,

``they did not know to fear before the Lord,''

or serve him; or, as Kimchi,

``they did not know the way of the Lord,''

that is, practically.

1 Samuël 2:12 In-Context

10 Die met den HEERE twisten, zullen verpletterd worden; Hij zal in den hemel over hen donderen; de HEERE zal de einden der aarde richten, en zal Zijn Koning sterkte geven, en den hoorn Zijns Gezalfden verhogen.

11 Daarna ging Elkana naar Rama in zijn huis; maar de jongeling was den HEERE dienende voor het aangezicht van den priester Eli.

12 Doch de zonen van Eli waren kinderen Belials; zij kenden den HEERE niet.

13 Want de wijze dier priesters met het volk was, dat, wanneer iemand een offerande offerde, des priesters jongen kwam, terwijl het vlees kookte, met een drietandigen krauwel in zijn hand;

14 En sloeg in de teile, of in den ketel, of in de pan, of in den pot; al wat de krauwel optrok, dat nam de priester voor zich. Alzo deden zij aan al de Israelieten, die te Silo kwamen.