1 Samuël 22:6

6 En Saul hoorde, dat David bekend geworden was, en de mannen, die bij hem waren. Saul nu zat op een heuvel onder het geboomte te Rama, en hij had zijn spies in zijn hand, en al zijn knechten stonden bij hem.

1 Samuël 22:6 Meaning and Commentary

1 Samuel 22:6

When Saul heard that David was discovered, and the men that
[were] with him
That it was known where David was, and what number of men were gathered to him, and that they now openly appeared in the tribe of Judah; for some time Saul had heard nothing of him, but now a report had reached his ears that David was in arms, and at the head of a number of men; which now greatly alarmed Saul, and possessed him with fears and jealousies of his people, and all about him:

now Saul abode in Gibeah, under a tree in Ramah;
this was Gibeah of Saul, and in or near which was a place called Ramah, or an high place, as the word signifies, on which was a remarkable tree, and under that Saul abode, being a proper shelter for him from any inclemency of the weather; for this was not Ramah where Samuel dwelt, though the Jews in the Talmud F2 so think, and metaphorically understand the tree in it of Samuel in Ramah praying for him, by means of which he continued two years in the height of his kingdom; but this was a tree in a literal sense. R. Jonah F3 says it is possible it might be the same which in Arabia is called Ethel, and is like to a tamarisk tree:

having his spear in his hand:
ready to defend himself, and revenge his enemies; or rather which he held as a sceptre in his hand; (See Gill on 1 Samuel 20:33);

and all his servants [were] standing about him;
in reverence of him, and honour to him, waiting upon him, and ready to obey his orders: these were his courtiers, or his guards, or both.


FOOTNOTES:

F2 T. Bab. Taanith, fol. 5. 2.
F3 Apud Ben Melech in loc.

1 Samuël 22:6 In-Context

4 En hij bracht hen voor het aangezicht van den koning der Moabieten; en zij bleven bij hem al de dagen, die David in de vesting was.
5 Doch de profeet Gad zeide tot David: Blijf in de vesting niet, ga heen, en ga in het land van Juda. Toen ging David heen, en hij kwam in het woud Chereth.
6 En Saul hoorde, dat David bekend geworden was, en de mannen, die bij hem waren. Saul nu zat op een heuvel onder het geboomte te Rama, en hij had zijn spies in zijn hand, en al zijn knechten stonden bij hem.
7 Toen zeide Saul tot zijn knechten, die bij hem stonden: Hoort toch, gij, zonen van Jemini, zal ook de zoon van Isai u altegader akkers en wijnbergen geven? Zal hij u allen tot oversten van duizenden, en oversten van honderden stellen?
8 Dat gij u allen tegen mij verbonden hebt, en niemand voor mijn oor openbaart, dat mijn zoon een verbond gemaakt heeft met den zoon van Isai; en niemand is onder ulieden, dien het wee doet van mijnentwege, en die het voor mijn oor openbaart; want mijn zoon heeft mijn knecht tegen mij opgewekt, tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.