1 Samuël 9:17

17 Toen Samuel Saul aanzag, zo antwoordde hem de HEERE: Zie, dit is de man, van welken Ik u gezegd heb: Deze zal over Mijn volk heersen.

1 Samuël 9:17 Meaning and Commentary

1 Samuel 9:17

And when Samuel saw Saul
Who could not but take notice of him for his height, and which might give him a suspicion he was the man the Lord had spoken of to him; and the rather, because this was the exact time in which he was to be sent to him, and therefore he fixed his eyes upon him: and that he might be assured it was he, and be left at no uncertainty about it,

the Lord said unto him;
by a still small voice, or by an impulse upon his mind:

behold the man whom I spake to thee of;
yesterday, this is he:

this same shall reign over my people;
be their king, as they have desired: or "shall restrain" ^F11 them, keep them in due bounds, in the discharge of their duty to God and man; and keep them from doing that which is evil, or walking in evil ways, which is the business of a good king; or who shall restrain them from having their own will, but shall rule over them in an absolute manner, according to his own arbitrary will and pleasure.

---

FOOTNOTES:

F11 (ruey) "cohibebit", Montanus; "continebit", Tigurine version; "retinebit", Drusius; i.e. "coercebit", Piscator.

1 Samuël 9:17 In-Context

15 Want de HEERE had het voor Samuels oor geopenbaard, een dag eer Saul kwam, zeggende:

16 Morgen omtrent dezen tijd zal Ik tot u zenden een man uit het land van Benjamin, dien zult gij ten voorganger zalven over Mijn volk Israel; en hij zal Mijn volk verlossen uit der Filistijnen hand, want Ik heb Mijn volk aangezien, dewijl deszelfs geroep tot Mij gekomen is.

17 Toen Samuel Saul aanzag, zo antwoordde hem de HEERE: Zie, dit is de man, van welken Ik u gezegd heb: Deze zal over Mijn volk heersen.

18 En Saul naderde tot Samuel in het midden der poort, en zeide: Wijs mij toch, waar is hier het huis des zieners?

19 En Samuel antwoordde Saul en zeide: Ik ben de ziener; ga op voor mijn aangezicht op de hoogte, dat gijlieden heden met mij eet; zo zal ik u morgen vroeg laten gaan, en alles, wat in uw hart is, zal ik u te kennen geven.