2 Koningen 22:13

13 Gaat henen, vraagt den HEERE voor mij, en voor het volk, en voor het ganse Juda, over de woorden dezes boeks, dat gevonden is; want de grimmigheid des HEEREN is groot, dewelke tegen ons aangestoken is, omdat onze vaderen niet gehoord hebben naar de woorden dezes boeks, om te doen naar al wat voor ons geschreven is.

2 Koningen 22:13 Meaning and Commentary

2 Kings 22:13

Go ye, inquire of the Lord
Of some of his prophets, as Jeremiah, who began to prophesy in the thirteenth year of Josiah's reign, and had been a prophet five years, ( Jeremiah 1:1 Jeremiah 1:2 ) ,

for me, and for the people, and for all Judah, concerning the words of
this book that is found;
for he observed that this book threatened and foretold not only the captivity of the ten tribes, but of Judah, and of their king; and Jarchi thinks, he had a particular respect to that passage,

the Lord shall bring thee and thy king
( Deuteronomy 28:36 ) and therefore was desirous of knowing what he and his people must do to avert those judgments:

for great is the wrath of the Lord that is kindled against us;
which he concluded from the threatenings denounced:

because that our fathers have not hearkened unto the words of this
book, to do according to all which is written concerning us:
he clearly saw that his ancestors more remote and immediate had been very deficient in observing the laws, commands, and ordinances enjoined them in that book; and therefore feared that what was threatened would fall upon him and his people, who, he was sensible, came short of doing their duty.

2 Koningen 22:13 In-Context

11 Het geschiedde nu, als de koning de woorden des wetboeks hoorde, dat hij zijn klederen scheurde.
12 En de koning gebood Hilkia, den priester, en Ahikam, den zoon van Safan, en Achbor, den zoon van Michaja, en Safan, den schrijver, en Asaja, den knecht des konings, zeggende:
13 Gaat henen, vraagt den HEERE voor mij, en voor het volk, en voor het ganse Juda, over de woorden dezes boeks, dat gevonden is; want de grimmigheid des HEEREN is groot, dewelke tegen ons aangestoken is, omdat onze vaderen niet gehoord hebben naar de woorden dezes boeks, om te doen naar al wat voor ons geschreven is.
14 Toen ging de priester Hilkia, en Ahikam, en Achbor, en Safan, en Asaja henen tot de profetes Hulda, de huisvrouw van Sallum, den zoon van Tikva, den zoon van Harhas, den klederbewaarder (zij nu woonde te Jeruzalem, in het tweede deel), en zij spraken tot haar.
15 En zij zeide tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zegt tot den man, die u tot mij gezonden heeft:
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.