Deuteronomium 26:13

13 En gij zult voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeggen: Ik heb het heilige uit het huis weggenomen, en heb het ook aan den Leviet en aan den vreemdeling, aan den wees en aan de weduwe gegeven, naar al Uw geboden, die Gij mij geboden hebt; ik heb niets van Uw geboden overtreden, en niets vergeten.

Deuteronomium 26:13 Meaning and Commentary

Deuteronomy 26:13

Then thou shalt say before the Lord thy God
Make the following declaration as in his presence; for this was not made in the tabernacle or temple at, Jerusalem, since the tithe was to be eaten with the poor in the gates of the owner, as in ( Deuteronomy 26:12 ) :

I have brought away the hallowed things out of [mine] house:
which Aben Ezra and Onkelos interpret of the tithe; but it seems, besides that, to take in everything devoted to all holy uses, be they what they will, which were at this time to be separated from a man's own common goods, and applied to the purposes for which they were designed and devoted, and particularly what was to be given to the poor:

and also have, given them unto the Levite, and unto the stranger, to
the fatherless, and to the widow, according to all thy commandments
which thou hast commanded me;
giving to each according as the law directs; which the Targum of Jonathan and Jarchi interpret as before, giving the first tithe to the Levites, and the second tithe to the rest:

I have not transgressed thy commandments, neither have I forgotten
[them]:
neither broken them wilfully, nor omitted them through carelessness, negligence, and forgetfulness, but was mindful to observe them punctually and exactly.

Deuteronomium 26:13 In-Context

11 En gij zult vrolijk zijn over al het goede, dat de HEERE, uw God, aan u en uw huis gegeven heeft; gij, en de Leviet, en de vreemdeling, die in het midden van u is.
12 Wanneer gij zult geeindigd hebben alle tienden van uw inkomen te vertienen, in het derde jaar, zijnde een jaar der tienden; dan zult gij aan den Leviet, aan den vreemdeling, aan den wees en aan de weduwe geven, dat zij in uw poorten eten en verzadigd worden.
13 En gij zult voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeggen: Ik heb het heilige uit het huis weggenomen, en heb het ook aan den Leviet en aan den vreemdeling, aan den wees en aan de weduwe gegeven, naar al Uw geboden, die Gij mij geboden hebt; ik heb niets van Uw geboden overtreden, en niets vergeten.
14 Ik heb daarvan niets gegeten in mijn leed, en heb daarvan niets weggenomen tot iets onreins, noch daarvan gegeven tot een dode; ik ben der stem des HEEREN, mijns Gods, gehoorzaam geweest, ik heb gedaan naar alles, wat Gij mij geboden hebt.
15 Zie nederwaarts van Uw heilige woning, van den hemel, en zegen Uw volk Israel, en het land, dat Gij ons gegeven hebt, gelijk als Gij onzen vaderen gezworen hebt, een land van melk en honig vloeiende.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.