The sons of Leah Jacob's first wife, which are six, and are reckoned in order, according to their birth, Reuben, Simeon, Levi, Judah, Issachar, Zebulun.
21
Toen verreisde Israel, en hij spande zijn tent op gene zijde van Migdal-Eder.
22
En het geschiedde, als Israel in dat land woonde, dat Ruben heenging, en lag bij Bilha, zijns vaders bijwijf; en Israel hoorde het. En de zonen van Jakob waren twaalf.
23
De zonen van Lea waren: Ruben, Jakobs eerstgeborene, daarna Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Zebulon.