Jesaja 22:3

3 Al uw oversten zijn te zamen weggevlucht; zij zijn van de schutters gebonden, allen, die in u gevonden zijn, zijn samengebonden, zij zijn van verre gevloden.

Jesaja 22:3 Meaning and Commentary

Isaiah 22:3

All thy rulers are fled together
Either the rulers of Jerusalem, civil and ecclesiastical, that should have been at the head of the people, and have encouraged them, fled together to the housetops, or to the temple and strongholds; or the generals and officers of their militia, one and all of them fled, as if they had done it by joint consultation and consent; or the rulers of the several cities of Judea, which, when invaded by Sennacherib, stayed not to defend them, but left them and fled: they are bound by the archers;
or, "from the bow" F13; from using it; were in such a consternation, and under such a panic, that they had no strength nor heart to draw the bow, but were as if they were bound, and held from it: or for fear of the bow, or the archers in the Assyrian army, and therefore fled from them, as the Tigurine version renders it, joining it to the preceding clause, "they fled from the bow, they are bound"; or, as Ben Melech, for fear of the bow, they delivered themselves up, and were bound; so Aben Ezra: all that are found in thee are bound together;
that is, from the bow, as before; not only the princes, but the common people. These clauses have led many interpreters to conclude that this must be understood of the taking of the city by Nebuchadnezzar, when Zedekiah was bound in chains, and carried to Babylon, ( Jeremiah 52:11 ) : [which] have fled from far;
from the furthest part of the land of Judea to Jerusalem, for shelter and safety.


FOOTNOTES:

F13 (tvqm) "ab arcu", Vatablus.

Jesaja 22:3 In-Context

1 De last van het dal des gezichts. Wat is u nu, dat gij altegader op de daken klimt?
2 Gij, die vol van groot gedruis waart, gij woelige stad, gij, vrolijk huppelende stad! Uw verslagenen zijn niet verslagen met het zwaard, noch gestorven in den strijd.
3 Al uw oversten zijn te zamen weggevlucht; zij zijn van de schutters gebonden, allen, die in u gevonden zijn, zijn samengebonden, zij zijn van verre gevloden.
4 Daarom zeg ik: Wendt het gezicht van mij af; laat mij bitterlijk wenen; dringt niet aan, om mij te troosten over de verstoring der dochteren mijns volks.
5 Want het is een dag van beroering, en van vertreding, en van verwarring van den Heere, den HEERE der heirscharen, in het dal des gezicht, een dag van ontmuring des muurs, en van geschreeuw naar het gebergte toe.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.