Jesaja 22:2

2 Gij, die vol van groot gedruis waart, gij woelige stad, gij, vrolijk huppelende stad! Uw verslagenen zijn niet verslagen met het zwaard, noch gestorven in den strijd.

Jesaja 22:2 Meaning and Commentary

Isaiah 22:2

Thou art full of stirs
Or, "wast full of stirs"; through the multitude of people walking about in it, and the vast hurry of business done in it; but now all hush and quiet, the streets clear of people, and the shops shut up, and all got up to the housetops for shelter; or, "full of noises" F12, as a populous trading city is. The word signifies shoutings and acclamations, and is used for joyful ones, ( Zechariah 4:7 ) and may be so taken here, and may design such as were expressed at their festivals, and on other occasions; unless it is to be understood of doleful ones, on account of the invasion and siege: a tumultuous city;
through the throng of people, and the noise of thorn: a joyous city;
some on business, others on pleasure; some hurrying from place to place about their trade and commerce, and others amusing themselves with pastime, mirth, and jollity; which is commonly the case of populous cities in prosperity. This had been Jerusalem's case, but now it was otherwise: thy slain [men] are not slain with the sword, nor dead in battle;
for Sennacherib never entered into it, nor put any of its inhabitants to the sword; nor was there any battle fought between them, nor was he suffered so much as to shoot an arrow into it, ( Isaiah 37:33 ) wherefore those that died in it died either through the fright and consternation they were put into, or through the famine his army had caused, in laying the country round about them desolate.


FOOTNOTES:

F12 (halm tavt) "plena strepitibus", Munster; "tumultuationibus", Montanus, Junius & Tremellius; "fragoribus", Piscator.

Jesaja 22:2 In-Context

1 De last van het dal des gezichts. Wat is u nu, dat gij altegader op de daken klimt?
2 Gij, die vol van groot gedruis waart, gij woelige stad, gij, vrolijk huppelende stad! Uw verslagenen zijn niet verslagen met het zwaard, noch gestorven in den strijd.
3 Al uw oversten zijn te zamen weggevlucht; zij zijn van de schutters gebonden, allen, die in u gevonden zijn, zijn samengebonden, zij zijn van verre gevloden.
4 Daarom zeg ik: Wendt het gezicht van mij af; laat mij bitterlijk wenen; dringt niet aan, om mij te troosten over de verstoring der dochteren mijns volks.
5 Want het is een dag van beroering, en van vertreding, en van verwarring van den Heere, den HEERE der heirscharen, in het dal des gezicht, een dag van ontmuring des muurs, en van geschreeuw naar het gebergte toe.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.