Johannes 4:33

33 Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht?

Johannes 4:33 Meaning and Commentary

John 4:33

Therefore said the disciples one to another
Privately, among themselves, though in his hearing; at least he knew what they said by answer;

hath any man;
or anyone, any angel from heaven, or any of the inhabitants of the city, or any man or woman, or this woman they had found him talking with:

brought him [ought] to eat?
for they thought of nothing else but bodily food; just as when he cautioned them against the leaven of the Sadducees and Pharisees, they imagined he said it, because they had taken no bread; whereas he meant the doctrine of these persons: so dull of understanding spiritual things were the disciples themselves, that it is not so much to be wondered at that the Samaritan woman, whilst in her carnal state, when Christ spoke of living water, should understand him of material water, or spring water.

Johannes 4:33 In-Context

31 En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet.

32 Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet.

33 Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht?

34 Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge.

35 Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en dan komt de oogst? Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten.