Jozua 15:10

10 Daarna zal deze landpale zich omkeren Baala tegen het westen, naar het gebergte Seir, en zal doorgaan aan de zijde van den berg Jearim van het noorden; deze is Chesalon; en zij zal afkomen naar Beth-Semes, en door Timna gaan.

Jozua 15:10 Meaning and Commentary

Joshua 15:10

And the border compassed from Baalah westward unto Mount
Seir
Not that in Idumea, so famous for its being the seat of Esau, which lay remote from hence, but a third of that name near Kirjathjearim; and which Adrichomius F20 places on the borders of Azotus and Ashkelon: this compass is fetched from the north to the west:

and passed along unto the side of the mount Jearim, which [is]
Chesalon, on the north side;
that is, on the north side of the mount, which went by both those names; and which Jerom F21 places on the borders of Aelia or Jerusalem; but it seems to be at a distance from thence, and near to Kirjathjearim, and had its name, as that, from the multitude of trees that grow on it:

and went down to Bethshemesh;
there were several cities of this name; but this, according to Jerom F23, was a Levite's city in the tribe of Benjamin, and in his day was shown as you go from Eleutherepolis to Nicopolis or Emmaus, ten miles to the east; according to Burchard F24, it was five miles from Kirjathjearim to the south; and Bunting F25 places it four miles from Jerusalem westward, taking it for a city in the tribe of Judah, ( Joshua 21:16 ) ( 1 Samuel 6:12 ) ;

and passed on to Timnah;
which, in Jerom's time, was a large village on the borders of Lydda, as you go to Jerusalem, in the tribe of Judah, or Dan F26; his placed in the tribe of Judah, ( Joshua 15:57 ) ; though thought to be afterwards given to Dan; here Judah sheared his sheep, (See Gill on Genesis 38:12).


FOOTNOTES:

F20 Theatrum Terrae Sanct. p. 24.
F21 De loc. Heb. fol. 90. F.
F23 Ib. fol. 89. H.
F24 Apud Masium in loc.
F25 Travels, p. 124.
F26 De loc. Heb. fol. 95. C.

Jozua 15:10 In-Context

8 En deze landpale zal opgaan door het dal van den zoon van Hinnom, aan de zijde van den Jebusiet van het zuiden, dezelve is Jeruzalem; en deze landpale zal opwaarts gaan tot de spits van den berg, die voor aan het dal van Hinnom is, westwaarts, hetwelk in het uiterste van het dal der Refaieten is, tegen het noorden.
9 Daarna zal deze landpale strekken van de hoogte des bergs tot aan de waterfontein Nefthoah, en uitgaan tot de steden van het gebergte Efron. Verder zal deze landpale strekken naar Baala; deze is Kirjath-Jearim.
10 Daarna zal deze landpale zich omkeren Baala tegen het westen, naar het gebergte Seir, en zal doorgaan aan de zijde van den berg Jearim van het noorden; deze is Chesalon; en zij zal afkomen naar Beth-Semes, en door Timna gaan.
11 Verder zal deze landpale uitgaan aan de zijde van Ekron, noordwaarts, en deze landpale zal strekken naar Sichron aan, en over den berg Baala gaan, en uitgaan te Jabneel; en de uitgangen dezer landpale zullen zijn naar de zee.
12 De landpale nu tegen het westen zal zijn tot de grote zee en derzelver landpale. Dit is de landpale der kinderen van Juda rondom heen, naar hun huisgezinnen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.