Psalmen 59:8

8 Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het?

Psalmen 59:8 Meaning and Commentary

Psalms 59:8

But thou, O Lord, shall laugh at them
Disappoint their counsels, hinder them from performing their enterprise; send them back with shame and confusion, and expose them to the laughter and derision of others; as Saul's messengers were, when instead of David they found an image in the bed, with a pillow of goats' hair for its bolster, ( 1 Samuel 19:16 ) ; the same is said as here with respect to the enemies of Christ, ( Psalms 2:4 ) ;

thou shall have all the Heathen in derision:
either David's enemies, who, though Israelites, yet acted like Heathens to him, as in ( Psalms 59:5 ) ; or the Gentiles that were gathered together against Christ, ( Psalms 2:1-4 ) ; or the antichristian states and powers, who will be triumphed over at the time of their ruin, ( Revelation 18:20 ) ; and even all the wicked at the last day, ( Proverbs 1:26 ) .

Psalmen 59:8 In-Context

6 Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, God Israels! ontwaak, om al deze heidenen te bezoeken; wees niemand van hen genadig, die trouwelooslijk ongerechtigheid bedrijven. Sela.

7 Tegen den avond keren zij weder, zij tieren als een hond, en zij gaan rondom de stad.

8 Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het?

9 Maar Gij, HEERE! zult hen belachen; Gij zult alle heidenen bespotten.

10 Tegen zijn sterkte zal ik op U wachten; want God is mijn Hoog Vertrek.