Richtere 19:25

25 Maar de mannen wilden naar hem niet horen. Toen greep de man zijn bijwijf, en bracht haar uit tot hen daarbuiten; en zij bekenden haar, en waren met haar bezig den gansen nacht tot aan den morgen, en lieten haar gaan, als de dageraad oprees.

Richtere 19:25 Meaning and Commentary

Judges 19:25

But the men would not hearken to him
Especially with respect to his daughter, whom they knew very well, and had no affection for, perhaps was not handsome enough for them:

so the man took his concubine, and brought her forth unto them;
that is, not the old man, but the Levite took his own wife or concubine, and put her forth to them, very probably with her consent, to try if that would pacify them, she being a fair and beautiful woman, as Ben Gersom and Abarbinel suggest; and Josephus F21 intimates, that some young men of the city had seen her in the street, and were captivated with her beauty, and came on purpose for her, and would not be satisfied unless she was delivered to them; and upon which her husband, perceiving this, laid hold on her by main strength, as the word signifies, and brought her out whether she would or not, as Kimchi notes:

and they knew her, and abused her all night until the morning;
had carnal knowledge of her, and used her in a most shocking manner one after another, all the night long, until the morning appeared:

and when the day began to spring; at break of day, when the light
dawned: they let her go;
their works being works of darkness, and would not bear the light.


FOOTNOTES:

F21 Antiqu. l. 5. c. 2. sect. 8.

Richtere 19:25 In-Context

23 En de man, de heer des huizes, ging tot hen uit, en zeide tot hen: Niet, mijn broeders, doet toch zo kwalijk niet; naardien deze man in mijn huis gekomen is, zo doet zulke dwaasheid niet.
24 Ziet, mijn dochter die maagd is, en zijn bijwijf, die zal ik nu uitbrengen, dat gij die schendt, en haar doet, wat goed is in uw ogen; maar doet aan dezen man zulk een dwaas ding niet.
25 Maar de mannen wilden naar hem niet horen. Toen greep de man zijn bijwijf, en bracht haar uit tot hen daarbuiten; en zij bekenden haar, en waren met haar bezig den gansen nacht tot aan den morgen, en lieten haar gaan, als de dageraad oprees.
26 En deze vrouw kwam tegen het aanbreken van den morgenstond, en viel neder voor de deur van het huis des mans, waarin haar heer was, totdat het licht werd.
27 Als nu haar heer des morgens opstond en de deuren van het huis opendeed, en uitging om zijns weegs te gaan, ziet, zo lag de vrouw, zijn bijwijf, aan de deur van het huis, en haar handen op den dorpel.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.