Richtere 20:32

32 Toen zeiden de kinderen van Benjamin: Zij zijn voor ons aangezicht geslagen, als te voren; maar de kinderen Israels zeiden: Laat ons vlieden, en hen van de stad aftrekken naar de straten.

Richtere 20:32 Meaning and Commentary

Judges 20:32

And the children of Benjamin said, they are smitten down
before us, as at first
At the first battle, which gave them great spirit, and they concluded they should have victory, as before:

but the children of Israel said, let us flee, and draw them from the
city unto the highways;
pretending to be afraid of them, and not able to face them, and therefore made as if they fled through fear and cowardice, which inspired the Benjaminites with fresh ardour to pursue them closely, and so were drawn from the city to the highways, as expressed in the preceding verse.

Richtere 20:32 In-Context

30 En de kinderen Israels togen op, aan den derden dag, tegen de kinderen van Benjamin; en zij schikten den strijd op Gibea, als op de andere malen.
31 Toen togen de kinderen van Benjamin uit, het volk tegemoet, en werden van de stad afgetrokken; en zij begonnen te slaan van het volk, en te doorsteken, gelijk de andere malen, op de straten, waarvan de een opgaat naar het huis Gods, en de ander naar Gibea, in het veld, omtrent dertig man van Israel.
32 Toen zeiden de kinderen van Benjamin: Zij zijn voor ons aangezicht geslagen, als te voren; maar de kinderen Israels zeiden: Laat ons vlieden, en hen van de stad aftrekken naar de straten.
33 Toen maakten zich alle mannen van Israel op uit hun plaatsen, en schikten den strijd te Baal-Thamar; ook brak Israels achterlage op uit haar plaats, na de ontbloting van Gibea.
34 En tien duizend uitgelezen mannen van gans Israel kwamen van tegenover Gibea, en de strijd werd zwaar; doch zij wisten niet, dat het kwaad hen treffen zou.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.