2 Samuël 14:9

9 En de Thekoietische vrouw zeide tot den koning: Mijn heer koning, de ongerechtigheid zij op mij en op mijns vaders huis; de koning daarentegen, en zijn stoel, zij onschuldig.

2 Samuël 14:9 Meaning and Commentary

2 Samuel 14:9

And the woman of Tekoah said unto the king, my lord and king,
&c.] With much vehemence, and yet with great respect, fearing an inquisition into her case; which it would not bear, being a fable, and being very desirous of having sentence on it immediately pronounced:

the iniquity [be] on me and on my father's house;
let the crime be imputed to me and my family, and punishment inflicted on us for it, if I have misrepresented the case, told lies, and deceived the king:

and the king and his throne [be] guiltless;
let neither he nor his kingdom be charged with any sin, or suffer any damage on that account: or else the sense is, supposing that the king through much business should forget and neglect this affair; and her son should be put to death, through the violence and rage of the family; then she wishes that the fault and punishment of such neglect might not fall upon the king and his kingdom, but upon her and her family: in this form she put it, for the honour of the king, and because she would not be thought to wish ill to him and his kingdom; yet tacitly suggests, that should this be the case, he and his kingdom must expect to answer and suffer for it.

2 Samuël 14:9 In-Context

7 En zie, het ganse geslacht is opgestaan tegen uw dienstmaagd, en hebben gezegd: Geef dien hier, die zijn broeder geslagen heeft, dat wij hem voor de ziel zijns broeders, dien hij doodgeslagen heeft, doden, en ook den erfgenaam verdelgen; alzo zullen zij mijn kool, die overgebleven is, uitblussen, opdat zij mijn man geen naam noch overblijfsel laten op den aardbodem.
8 Toen zeide de koning tot deze vrouw: Ga naar uw huis, en ik zal voor u gebieden.
9 En de Thekoietische vrouw zeide tot den koning: Mijn heer koning, de ongerechtigheid zij op mij en op mijns vaders huis; de koning daarentegen, en zijn stoel, zij onschuldig.
10 En de koning zeide: Spreekt iemand tegen u, zo breng hem tot mij; en hij zal u voortaan niet meer aantasten.
11 En zij zeide: De koning gedenke toch aan den HEERE, uw God, dat de bloedwrekers niet te vele worden om te verderven, dat zij mijn zoon niet verdelgen. Toen zeide hij: Zo waarachtig als de HEERE leeft, indien er een van de haren uws zoons op de aarde zal vallen!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.