Deuteronomium 2:1

1 Daarna keerden wij ons, en reisden naar de woestijn, den weg van de Schelfzee, gelijk de HEERE tot mij gesproken had, en wij togen om het gebergte Seir, vele dagen.

Deuteronomium 2:1 Meaning and Commentary

Deuteronomy 2:1

Then we turned
From Kadesh, where they had been many days, and so also their backs on the land of Canaan, on the borders of which they had been:

and took our journey into the wilderness, by the way of the Red sea, as
the Lord spake unto me;
( Deuteronomy 1:40 )

and we compassed Mount Seir many days;
many think by Mount Seir is meant the whole mountainous country of Edom, about which they travelled to and fro in the wilderness that lay near it for the space of thirty eight years, which they suppose are meant by many days; but I rather think they came to this mount towards the close of the thirty eight years, before they came to Kadesh, from whence they sent messengers to Edom, which they went round about for several days,

Deuteronomium 2:1 In-Context

1 Daarna keerden wij ons, en reisden naar de woestijn, den weg van de Schelfzee, gelijk de HEERE tot mij gesproken had, en wij togen om het gebergte Seir, vele dagen.
2 Toen sprak de HEERE tot mij, zeggende:
3 Gijlieden hebt dit gebergte genoeg omgetogen; keert u naar het noorden;
4 En gebied het volk, zeggende: Gij zult doortrekken aan de landpale uwer broederen, de kinderen van Ezau, die in Seir wonen; zij zullen wel voor u vrezen; maar gij zult u zeer wachten.
5 Mengt u niet met hen; want Ik zal u van hun land niet geven, ook niet tot de betreding van een voetzool; want Ik heb Ezau het gebergte Seir ter erfenis gegeven.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.