Deuteronomium 2:34

34 En wij namen te dier tijd al zijn steden in, en wij verbanden alle steden, mannen, en vrouwen, en kinderkens; wij lieten niemand overblijven.

Deuteronomium 2:34 Meaning and Commentary

Deuteronomy 2:34

And we took all his cities at that time
As Heshbon, and others mentioned in ( Numbers 21:25 Numbers 21:30 Numbers 21:32 ) ( Numbers 32:3 Numbers 32:34-38 ) ,

and utterly destroyed the men, and the women, and the little ones
of every city, we left none to remain;
for the Amorites were one of the seven nations who were devoted to destruction, the measure of whose iniquity was now full, and therefore vengeance was taken.

Deuteronomium 2:34 In-Context

32 En Sihon toog uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde, naar Jahaz.
33 En de HEERE, onze God, gaf hem voor ons aangezicht; en wij sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk.
34 En wij namen te dier tijd al zijn steden in, en wij verbanden alle steden, mannen, en vrouwen, en kinderkens; wij lieten niemand overblijven.
35 Het vee alleen roofden wij voor ons, en den roof der steden, die wij innamen.
36 Van Aroer af, dat aan den oever der beek Arnon is, en de stad, die aan de beek is, ook tot Gilead toe, was er geen stad, die voor ons te hoog was; de HEERE, onze God, gaf dat alles voor ons aangezicht.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.