Deuteronomium 3:16

16 Maar aan de Rubenieten en Gadieten gaf ik van Gilead af tot aan de beek Arnon, het midden van de beek en de landpale; en tot aan de beek Jabbok, de landpale der kinderen Ammons;

Deuteronomium 3:16 Meaning and Commentary

Deuteronomy 3:16

And unto the Reubenites, and unto the Gadites
The tribes of Reuben and Gad:

I gave from Gilead even unto the river Arnon:
see ( Deuteronomy 3:12 )

half the valley and the border;
or rather half the river, the river Arnon; and so it is rendered "the middle of the river", in ( Joshua 12:2 ) and so here the middle of the torrent by the Vulgate Latin and Septuagint versions, and by Onkelos:

even unto the river Jabbok, which is the border of the children of
Ammon;
beyond which the land given to the tribes of Reuben and Gad reached not; see ( Deuteronomy 2:37 ) .

Deuteronomium 3:16 In-Context

14 Jair, de zoon van Manasse, kreeg de ganse landstreek van Argob, tot aan de landpale der Gezurieten en Maachathieten; en hij noemde ze naar zijn naam, Bazan Havvoth-Jair, tot op dezen dag.
15 En aan Machir gaf ik Gilead.
16 Maar aan de Rubenieten en Gadieten gaf ik van Gilead af tot aan de beek Arnon, het midden van de beek en de landpale; en tot aan de beek Jabbok, de landpale der kinderen Ammons;
17 Daartoe het vlakke veld, en de Jordaan, mitsgaders de landpale; van Cinnereth af tot aan de zee des vlakken velds, de Zoutzee, onder Asdoth-Pisga tegen het oosten.
18 Voorts gebood ik ulieden ter zelfder tijd, zeggende: De HEERE, uw God, heeft u dit land gegeven om het te erven; allen dan, die strijdbare mannen zijt, trekt gewapend door voor het aangezicht van uw broederen, de kinderen Israels.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.