Klaagliederen 1:11

11 Caph. Al haar volk zucht, brood zoekende, zij hebben hun gewenste dingen voor spijs gegeven, om de ziel te verkwikken. Zie, HEERE, en aanschouw, dat ik onwaard geworden ben.

Klaagliederen 1:11 Meaning and Commentary

Lamentations 1:11

All her people sigh
Not her priests only, ( Lamentations 1:4 ) ; but all the common people, because of their affliction, particularly for want of bread. So the Targum,

``all the people of Jerusalem sigh because of the famine;''
for it follows: they seek bread;
to eat, as the Targum; inquire where it is to be had, but in vain: they have given their pleasant things for meat to relieve the soul:
or, "to cause the soul to return" F24; to fetch it back when fainting and swooning away through famine; and therefore would give anything for food; part with their rich clothes, jewels, and precious stones; with whatsoever they had that was valuable in their cabinets or coffers, that they might have meat to keep from fainting and dying; to refresh and recruit their spirits spent with hunger: see, O Lord, and consider; for I am become vile;
mean, base, and contemptible, in the eyes of men, through penury and want of food; through poverty, affliction, and distress; and therefore desires the Lord would consider her case, and look with pity and compassion on her.
FOOTNOTES:

F24 (vpn byvhl) "ad reducendum animam", Montanus, Piscator.

Klaagliederen 1:11 In-Context

9 Teth. Haar onreinheid is in haar zomen, zij heeft niet gedacht aan haar uiterste, daarom is zij wonderbaarlijk omlaag gedaald; zij heeft geen trooster. HEERE, zie mijn ellende aan, want de vijand maakt zich groot.
10 Jod. De tegenpartijder heeft zijn hand aan al haar gewenste dingen uitgebreid; immers heeft zij aangezien, dat de heidenen in haar heiligdom gingen, waarvan Gij geboden hadt, dat zij in Uw gemeente niet komen zouden.
11 Caph. Al haar volk zucht, brood zoekende, zij hebben hun gewenste dingen voor spijs gegeven, om de ziel te verkwikken. Zie, HEERE, en aanschouw, dat ik onwaard geworden ben.
12 Lamed. Gaat het ulieden niet aan, gij allen, die over weg gaat? Schouwt het aan en ziet, of er een smart zij gelijk mijn smart, die mij aangedaan is, waarmede de HEERE mij bedroefd heeft ten dage der hittigheid Zijns toorns.
13 Mem. Van de hoogte heeft Hij een vuur in mijn beenderen gezonden, waarover Hij geheerst heeft; Hij heeft voor mijn voeten een net uitgebreid, Hij heeft mij achterwaarts doen keren, Hij heeft mij woest en ziek gemaakt den gansen dag.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.