Nehemia 11:22

22 En der Levieten opziener te Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, den zoon van Hasabja, den zoon van Matthanja, den zoon van Micha; van de kinderen van Asaf waren de zangers tegenover het werk van Gods huis.

Nehemia 11:22 Meaning and Commentary

Nehemiah 11:22

The overseer also of the Levites at Jerusalem was Uzzi, the
son of Bani
He was the supervisor of them, that looked after them that they did their work in ministering to the priests, as they had occasion for them; this man's genealogy is further traced through Hashabiah and Mattaniah, to Micha the son of Asaph, ( Nehemiah 11:17 ) ,

of the sons of Asaph, the singers were over the business of the house
of God;
which, according to Jarchi, was to take care of the repairs of the temple and other things; but one would think rather that part of the service of the house which lay in singing the songs of it is respected.

Nehemia 11:22 In-Context

20 Het overige nu van Israel, van de priesters en de Levieten, was in alle steden van Juda, een iegelijk in zijn erfdeel.
21 En de Nethinim woonden in Ofel; en Ziha en Gispa waren over de Nethinim.
22 En der Levieten opziener te Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, den zoon van Hasabja, den zoon van Matthanja, den zoon van Micha; van de kinderen van Asaf waren de zangers tegenover het werk van Gods huis.
23 Want er was een gebod des konings van hen, te weten, een zeker onderhoud voor de zangers, van elk dagelijks op zijn dag.
24 En Petahja, de zoon van Mesezabeel, van de kinderen van Zerah, den zoon van Juda, was aan des konings hand, in alle zaken tot het volk.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.