Numberi 21:33

33 Toen wendden zij zich en trokken op den weg van Basan; en Og, de koning van Basan, ging uit hen tegemoet, hij en al zijn volk, tot den strijd, en Edrei.

Numberi 21:33 Meaning and Commentary

Numbers 21:33

And they turned
From Jaazer, after they had taken it, and came back a little way:

and went up by the way of Bashan;
which was a nearer way to Canaan, a fine country abounding with oxen and sheep, having rich pastures, and very famous for its oaks; it had its name from the mountain of Bashan in it, and has been since called Batanea; it was at this time in the hands of the Amorites, and from them it was taken by Israel, as follows: who marched this way for that purpose, or at least were so directed by the providence of God for that end:

and Og king of Bashan went out against them;
who was of the race of the giants, and he himself of a gigantic stature, and was a king of the Amorites, as well as Sihon, ( Deuteronomy 3:8 Deuteronomy 3:11 ) , he came out in an hostile manner against Israel, to stop them going any further:

he, and all his people:
out of his many cities, a numerous army no doubt:

to the battle at Edrei;
where it was fought between him and Israel. Jerom says F20 it was in his time called Adara, a famous city of Arabia, twenty four or twenty five miles from Bozra, and six from Ashtaroth Karnaim, the ancient seat of the Rephaim, or giants from whom Og sprung, ( Genesis 14:5 ) , and was the seat of Og now, from whence he came to Edrei or Adara, to meet and fight Israel there; see ( Deuteronomy 1:4 ) .


FOOTNOTES:

F20 De locis Heb. fol. 87. I. & 92. M.

Numberi 21:33 In-Context

31 Alzo woonde Israel in het land van den Amoriet.
32 Daarna zond Mozes om Jaezer te verspieden; en zij namen haar onderhorige plaatsen in; en hij dreef de Amorieten, die er waren, uit de bezitting.
33 Toen wendden zij zich en trokken op den weg van Basan; en Og, de koning van Basan, ging uit hen tegemoet, hij en al zijn volk, tot den strijd, en Edrei.
34 De HEERE nu zeide tot Mozes: Vrees hem niet; want Ik heb hem in uw hand gegeven, en al zijn volk, ook zijn land; en gij zult hem doen, gelijk als gij Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, gedaan hebt.
35 En zij sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk, alzo dat hem niemand overbleef; en zij namen zijn land in erfelijke bezitting.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.