Richtere 9:46

46 Als alle burgers des torens van Sichem dat hoorden, zo gingen zij in de sterkte, in het huis van den god Berith.

Richtere 9:46 Meaning and Commentary

Judges 9:46

And when all the men of the tower of Shechem heard that
That the city of Shechem was taken, the inhabitants of it slain, the city beaten down, and sowed with salt; by which it appears that this tower was not within the city, for then the men of it would have seen what was done, and not be said only to hear it; though it was not far from it, and possessed by Shechemites, and whither some of the principal inhabitants had now fled for safety; perhaps it is the same with the house of Millo, and so that part of Jotham's curse, which respected that, had now its accomplishment, otherwise no account is given of it:

they entered into an hold of the house of the god Berith;
not thinking themselves safe enough in the tower, they betook themselves to the temple of Baalberith their god, see ( Judges 9:4 ) ( 8:33 ) which was a strong fortified place, as temples often were; or however had a strong hold belonging to it, and hither they fled, either because of the greater strength of the place, or because of the sanctity of it, and imagining Abimelech would not destroy it on that account; and the rather, because of the supply he had from it, which enabled him to raise himself to the government of Israel.

Richtere 9:46 In-Context

44 Want Abimelech en de hopen, die bij hem waren, overvielen hen, en bleven staan aan de deur der stadspoort; en de twee andere hopen overvielen allen, die in het veld waren, en sloegen hen.

45 Voorts streed Abimelech tegen de stad dienzelven gansen dag, en nam de stad in, en doodde het volk, dat daarin was; en hij brak de stad af, en bezaaide haar met zout.

46 Als alle burgers des torens van Sichem dat hoorden, zo gingen zij in de sterkte, in het huis van den god Berith.

47 En het werd Abimelech aangezegd, dat alle burgeren des torens van Sichem zich verzameld hadden.

48 Zo ging Abimelech op den berg Zalmon, hij en al het volk, dat met hem was; en Abimelech nam een bijl in zijn hand, en hieuw een tak van de bomen, en nam hem op, en legde hem op zijn schouder; en hij zeide tot het volk, dat bij hem was: Wat gij mij hebt zien doen, haast u, doet als ik.