2 Samuël 16:3

3 Toen zeide de koning: Waar is dan de zoon uws heren? En Ziba zeide tot den koning: Zie, hij blijft te Jeruzalem, want hij zeide: Heden zal mij het huis Israels mijns vaders koninkrijk wedergeven.

2 Samuël 16:3 Meaning and Commentary

2 Samuel 16:3

And the king said, and where [is] thy master's son?
&c.] The son of Saul, who was Ziba's master, meaning Mephibosheth:

and Ziba said unto the king, behold, he abideth at Jerusalem;
as there was reason for it, since he was lame of both his feet, ( 2 Samuel 9:13 ) , though he could have rode upon an ass, and followed the king, as he proposed to do; but his servant deceived him, and carried off the asses to serve a purpose for himself, see ( 2 Samuel 19:26 ) ;

for he said, today shall the house of Israel restore unto me the
kingdom of my father;
his father Saul; which was far from his thoughts; and a most wicked suggestion of his servant to blacken his character, and get his estate from him; nor was there the least probability of the kingdom coming to him, but all the reverse; for let it go how it would with David, Absalom, and not Mephibosheth, stood fair for the kingdom.

2 Samuël 16:3 In-Context

1 Als nu David een weinig van de hoogte was voortgegaan, ziet, toen ontmoette hem Ziba, Mefiboseths jongen, met een paar gezadelde ezelen, en daarop tweehonderd broden, met honderd stukken rozijnen, en honderd stukken zomervruchten, en een lederen zak wijns.
2 En de koning zeide tot Ziba: Wat zult gij daarmede? En Ziba zeide: De ezels zijn voor het huis des konings, om op te rijden en het brood en de zomervruchten, om te eten voor de jongens; en de wijn, opdat de moeden in de woestijn drinken.
3 Toen zeide de koning: Waar is dan de zoon uws heren? En Ziba zeide tot den koning: Zie, hij blijft te Jeruzalem, want hij zeide: Heden zal mij het huis Israels mijns vaders koninkrijk wedergeven.
4 Zo zeide de koning tot Ziba: Zie, het zal het uwe zijn alles wat Mefiboseth heeft. En Ziba zeide: Ik buig mij neder, laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer koning!
5 Als nu de koning David tot aan Bahurim kwam, ziet, toen kwam van daar een man uit, van het geslacht van het huis van Saul, wiens naam was Simei, de zoon van Gera; hij ging steeds voort, en vloekte.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.