Change Translation
- Recent Translations
-
Audio Available
- All Translations
-
Audio Available
Psalmen 54; Psalmen 55; Psalmen 56
Viewing Multiple Passages
Share
Settings
Scripture Text Size
Psalmen 54
1
Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth;
2
Als de Zifieten gekomen waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons?
3
O God! verlos mij door Uw Naam, en doe mij recht door Uw macht.
4
O God! hoor mijn gebed; neig de oren tot de redenen mijns monds.
5
Want vreemden staan tegen mij op, en tirannen zoeken mijn ziel; zij stellen God niet voor hun ogen. Sela.
6
Ziet, God is mij een Helper; de Heere is onder degenen, die mijn ziel ondersteunen.
7
Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit door Uw waarheid. [ (Psalms 54:8) Ik zal U met vrijwilligheid offeren; ik zal Uw Naam, o HEERE! loven, want Hij is goed. ] [ (Psalms 54:9) Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid; en mijn oog heeft gezien op mijn vijanden. ]
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Psalmen 55
1
Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth.
2
O God! neem mijn gebed ter oren, en verberg U niet voor mijn smeking.
3
Merk op mij, en verhoor mij; ik bedrijf misbaar in mijn klacht, en maak getier;
4
Om den roep des vijands, vanwege de beangstiging des goddelozen; want zij schuiven ongerechtigheid op mij, en in toorn haten zij mij.
5
Mijn hart smart in het binnenste van mij, en verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen.
6
Vrees en beving komt mij aan, en gruwen overdekt mij;
7
Zodat ik zeg: Och, dat mij iemand vleugelen, als ener duive, gave! ik zou henenvliegen, waar ik blijven mocht.
8
Ziet, ik zou ver wegzwerven, ik zou vernachten in de woestijn. Sela.
9
Ik zou haasten, dat ik ontkwame, van den drijvenden wind, van den storm.
10
Verslind hen, HEERE! deel hun tong; want ik zie wrevel en twist in de stad.
11
Dag en nacht omringen zij haar op haar muren; en ongerechtigheid en overlast is binnen in haar.
12
Enkel verderving is binnen in haar; en list en bedrog wijkt niet van haar straat.
13
Want het is geen vijand, die mij hoont, anders zou ik het hebben gedragen; het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben.
14
Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid, mijn leidsman en mijn bekende!
15
Wij, die te zamen in zoetigheid heimelijk raadpleegden; wij wandelden in gezelschap ten huize Gods.
16
Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen.
17
Mij aangaande, ik zal tot God roepen, en de HEERE zal mij verlossen.
18
Des avonds, en des morgens, en des middags zal ik klagen en getier maken; en Hij zal mijn stem horen.
19
Hij heeft mijn ziel in vrede verlost van den strijd tegen mij; want met menigte zijn zij tegen mij geweest.
20
God zal horen, en zal hen plagen, als die van ouds zit, Sela; dewijl bij hen gans geen verandering is, en zij God niet vrezen.
21
Hij slaat zijn handen aan degenen, die vrede met Hem hadden; hij ontheiligt Zijn verbond.
22
Zijn mond is gladder dan boter, maar zijn hart is krijg; zijn woorden zijn zachter dan olie, maar dezelve zijn blote zwaarden.
23
Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele. [ (Psalms 55:24) Maar Gij, o God! zult die doen nederdalen in den put des verderfs; de mannen des bloeds en bedrogs zullen hun dagen niet ter helft brengen; ik, daarentegen, zal op U vertrouwen. ]
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Psalmen 56
1
Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath.
2
Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder.
3
Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste!
4
Ten dage, als ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen.
5
In God zal ik Zijn woord prijzen; ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen?
6
Den gansen dag verdraaien zij mijn woorden; al hun gedachten zijn tegen mij ten kwade.
7
Zij rotten samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten.
8
Zouden zij om hun ongerechtigheid vrijgaan? Stort de volken neder in toorn, o God!
9
Gij hebt mijn omzwerven geteld; leg mijn tranen in uw fles; zijn zij niet in Uw register?
10
Dan zullen mijn vijanden achterwaarts keren, ten dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij is.
11
In God zal ik het woord prijzen; in den HEERE zal ik het woord prijzen.
12
Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen?
13
O God! op mij zijn Uw geloften; ik zal U dankzeggingen vergelden; [ (Psalms 56:14) Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood; ook niet mijn voeten van aanstoot, om voor Gods aangezicht te wandelen in het licht der levenden? ]
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.