Change Translation
- Recent Translations
-
Audio Available
- All Translations
-
Audio Available
Job 25; Job 26; Job 27
Viewing Multiple Passages
Share
Settings
Job 25
1
Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide:
2
Heerschappij en vreze zijn bij Hem, Hij maakt vrede in Zijn hoogten.
3
Is er een getal Zijner benden? En over wien staat Zijn licht niet op?
4
Hoe zou dan een mens rechtvaardig zijn bij God, en hoe zou hij zuiver zijn, die van een vrouw geboren is?
5
Zie, tot de maan toe, en zij zal geen schijnsel geven; en de sterren zijn niet zuiver in Zijn ogen.
6
Hoeveel te min de mens, die een made is, en des mensen kind, die een worm is!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Job 26
1
Maar Job antwoordde en zeide:
2
Hoe hebt gij geholpen dien, die zonder kracht is, en behouden den arm, die zonder sterkte is?
3
Hoe hebt gij hem geraden, die geen wijsheid heeft, en de zaak, alzo zij is, ten volle bekend gemaakt?
4
Aan wien hebt gij die woorden verhaald? En wiens geest is van u uitgegaan?
5
De doden zullen geboren worden van onder de wateren, en hun inwoners.
6
De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf.
7
Hij breidt het noorden uit over het woeste; Hij hangt de aarde aan een niet.
8
Hij bindt de wateren in Zijn wolken; nochtans scheurt de wolk daaronder niet.
9
Hij houdt het vlakke Zijns troons vast; Hij spreidt Zijn wolk daarover.
10
Hij heeft een gezet perk over het vlakke der wateren rondom afgetekend, tot aan de voleinding toe des lichts met de duisternis.
11
De pilaren des hemels sidderen, en ontzetten zich voor Zijn schelden.
12
Door Zijn kracht klieft Hij de zee, en door Zijn verstand verslaat Hij haar verheffing.
13
Door Zijn Geest heeft Hij de hemelen versierd; Zijn hand heeft de langwemelende slang geschapen.
14
Ziet, dit zijn maar uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou dan den donder Zijner mogendheden verstaan?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Job 27
1
En Job ging voort zijn spreuk op te heffen, en zeide:
2
Zo waarachtig als God leeft, Die mijn recht weggenomen heeft, en de Almachtige, Die mijner ziel bitterheid heeft aangedaan!
3
Zo lang als mijn adem in mij zal zijn, en het geblaas Gods in mijn neus;
4
Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken!
5
Het zij verre van mij, dat ik ulieden rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijn oprechtigheid van mij niet wegdoen.
6
Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden, en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen.
7
Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde.
8
Want wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken?
9
Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt?
10
Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te aller tijd?
11
Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen.
12
Ziet, gij zelve allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld?
13
Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen.
14
Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden.
15
Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen.
16
Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem;
17
Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen.
18
Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt.
19
Rijk ligt hij neder, en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet.
20
Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen.
21
De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij henengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats.
22
En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden.
23
Een ieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.