Change Translation
- Recent Translations
-
Audio Available
- All Translations
-
Audio Available
Psalmen 94; Psalmen 95; Psalmen 96
Viewing Multiple Passages
Share
Settings
Psalmen 94
1
O God der wraken! o HEERE, God der wraken! verschijn blinkende.
2
Gij, Rechter der aarde! verhef U; breng vergelding weder over de hovaardigen.
3
Hoe lang zullen de goddelozen, o HEERE! hoe lang zullen de goddelozen van vreugde opspringen?
4
Uitgieten? hard spreken? alle werkers der ongerechtigheid zich beroemen?
5
O HEERE! zij verbrijzelen Uw volk, en zij verdrukken Uw erfdeel.
6
De weduwe en den vreemdeling doden zij, en zij vermoorden de wezen.
7
En zeggen: De HEERE ziet het niet, en de God van Jakob merkt het niet.
8
Aanmerkt, gij onvernuftigen onder het volk! en gij dwazen! wanneer zult gij verstandig worden?
9
Zou Hij, Die het oor plant, niet horen? zou Hij, Die het oog formeert, niet aanschouwen?
10
Zou Hij, Die de heidenen tuchtigt, niet straffen, Hij, Die den mens wetenschap leert?
11
De HEERE weet de gedachten des mensen, dat zij ijdelheid zijn.
12
Welgelukzalig is de man, o HEERE! dien Gij tuchtigt, en dien Gij leert uit Uw wet,
13
Om hem rust te geven van de kwade dagen; totdat de kuil voor den goddeloze gegraven wordt.
14
Want de HEERE zal Zijn volk niet begeven, en Hij zal Zijn erve niet verlaten.
15
Want het oordeel zal wederkeren tot de gerechtigheid; en alle oprechten van hart zullen hetzelve navolgen.
16
Wie zal voor mij staan tegen de boosdoeners? Wie zal zich voor mij stellen tegen de werkers der ongerechtigheid?
17
Ten ware dat de HEERE mij een Hulp geweest ware, mijn ziel had bijna in de stilte gewoond.
18
Als ik zeide: Mijn voet wankelt; Uw goedertierenheid, o HEERE! ondersteunde mij.
19
Als mijn gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden, hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt.
20
Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen, die moeite verdicht bij inzetting?
21
Zij rotten zich samen tegen de ziel des rechtvaardigen, en zij verdoemen onschuldig bloed.
22
Doch de HEERE is mij geweest tot een Hoog Vertrek, en mijn God tot een Steenrots mijner toevlucht.
23
En Hij zal hun ongerechtigheid op hen doen wederkeren, en Hij zal hen in hun boosheid verdelgen; de HEERE, onze God, zal hen verdelgen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Psalmen 95
1
Komt, laat ons den HEERE vrolijk zingen; laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.
2
Laat ons Zijn aangezicht tegemoet gaan met lof; laat ons Hem juichen met psalmen.
3
Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven alle goden;
4
In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne;
5
Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt; en Zijn handen hebben het droge geformeerd.
6
Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.
7
Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort,
8
Verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn;
9
Waar Mij uw vaders verzochten, Mij beproefden, ook Mijn werk zagen.
10
Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet.
11
Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Psalmen 96
1
Zingt den HEERE een nieuw lied; zingt de HEERE, gij ganse aarde!
2
Zingt den HEERE, looft Zijn Naam; boodschapt Zijn heil van dag tot dag.
3
Vertelt onder de heidenen Zijn eer, onder alle volken Zijn wonderen.
4
Want de HEERE is groot, en zeer te prijzen; Hij is vreselijk boven alle goden.
5
Want al de goden der volken zijn afgoden; maar de HEERE heeft de hemelen gemaakt.
6
Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en sieraad in Zijn heiligdom.
7
Geeft den HEERE, gij geslachten der volken! geeft den HEERE eer en sterkte.
8
Geeft den HEERE de eer Zijns Naams; brengt offer, en komt in Zijn voorhoven.
9
Aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms; schrikt voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde.
10
Zegt onder de heidenen: De HEERE regeert; ook zal de wereld bevestigd worden, zij zal niet bewogen worden; Hij zal de volken richten in alle rechtmatigheid.
11
Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde zich verheuge, dat de zee bruise met haar volheid.
12
Dat het veld huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de bomen des wouds juichen.
13
Voor het aangezicht des HEEREN; want Hij komt, want Hij komt, om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten met gerechtigheid, en de volken met Zijn waarheid.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.