Psalmen 43; Psalmen 44; Psalmen 45; Psalmen 49; Psalmen 84; Psalmen 85; Psalmen 87

Viewing Multiple Passages

Psalmen 43

1 Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs en des onrechts.
2 Want Gij zijt de God mijner sterkte; waarom verstoot Gij mij dan? Waarom ga ik steeds in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking?
3 Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden; dat zij mij brengen tot den berg Uwer heiligheid, en tot Uw woningen;
4 En dat ik inga tot Gods altaar, tot den God der blijdschap mijner verheuging, en U met de harp love, o God, mijn God!
5 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.

Psalmen 44

1 Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
2 O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds.
3 Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten.
4 Want zij hebben het land niet geerfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt.
5 Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen Jakobs.
6 Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan.
7 Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen.
8 Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd.
9 In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela.
10 Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt.
11 Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich.
12 Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen.
13 Gij verkoopt Uw volk om geen waardij; en Gij verhoogt hun prijs niet.
14 Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn.
15 Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken.
16 Mijn schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij;
17 Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige.
18 Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond.
19 Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.
20 Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt.
21 Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid.
22 Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten.
23 Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.
24 Waak op, waarom zoudt Gij slapen, HEERE! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid.
25 Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten?
26 Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde. [ (Psalms 44:27) Sta op, ons ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil. ]
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.

Psalmen 45

1 Een onderwijzing, een lied der liefde, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schoschannim.
2 Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers.
3 Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen; genade is uitgestort in Uw lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid.
4 Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en Uw heerlijkheid.
5 En rijd voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, op het woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid; en Uw rechterhand zal U vreselijke dingen leren.
6 Uw pijlen zijn scherp; volken zullen onder U vallen; zij treffen in het hart van des Konings vijanden.
7 Uw troon, o God! is eeuwiglijk en altoos; de scepter Uws Koninkrijks is een scepter der rechtmatigheid.
8 Gij hebt gerechtigheid lief, en haat goddeloosheid; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met vreugdeolie, boven Uw medegenoten.
9 Al Uw klederen zijn mirre, en aloe, en kassie; uit de elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden.
10 Dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke staatsdochteren; de Koningin staat aan Uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir.
11 Hoor, o Dochter! en zie, en neig uw oor; en vergeet uw volk en uws vaders huis.
12 Zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder.
13 En de dochter van Tyrus, de rijken onder het volk, zullen uw aangezicht met geschenk smeken.
14 Des Konings Dochter is geheel verheerlijkt inwendig; haar kleding is van gouden borduursel.
15 In gestikte klederen zal zij tot den Koning geleid worden; de jonge dochteren, die achter haar zijn, haar medegezellinnen, zullen tot u gebracht worden.
16 Zij zullen geleid worden met alle blijdschap en verheuging; zij zullen ingaan in des Konings paleis.
17 In plaats van Uw vaderen zullen Uw zonen zijn; Gij zult hen tot vorsten zetten over de ganse aarde. [ (Psalms 45:18) Ik zal Uws Naams doen gedenken van elk geslacht tot geslacht; daarom zullen U de volken loven eeuwiglijk en altoos. ]
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.

Psalmen 49

1 Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
2 Hoort dit, alle gij volken! neemt ter ore, alle inwoners der wereld,
3 Zowel slechten als aanzienlijken, te zamen rijk en arm!
4 Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, en de overdenking mijns harten zal vol verstand zijn.
5 Ik zal mijn oor neigen tot een spreuk; ik zal mijn verborgene rede openen op de harp.
6 Waarom zou ik vrezen in kwade dagen, als de ongerechtigen, die op de hielen zijn, mij omringen?
7 Aangaande degenen, die op hun goed vertrouwen; en op de veelheid huns rijkdoms roemen;
8 Niemand van hen zal zijn broeder immermeer kunnen verlossen; hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven;
9 (Want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, en zal in eeuwigheid ophouden);
10 Dat hij ook voortaan geduriglijk zou leven, en de verderving niet zien.
11 Want hij ziet, dat de wijzen sterven, dat te zamen een dwaas en een onvernuftige omkomen, en hun goed anderen nalaten.
12 Hun binnenste gedachte is, dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid, hun woningen van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hun namen.
13 De mens nochtans, die in waarde is, blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan.
14 Deze hun weg is een dwaasheid van hen; nochtans hebben hun nakomelingen een welbehagen in hun woorden. Sela.
15 Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning.
16 Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. Sela.
17 Vrees niet, wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot wordt;
18 Want hij zal in zijn sterven niet met al medenemen, zijn eer zal hem niet nadalen.
19 Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet;
20 Zo zal zij toch komen tot het geslacht harer vaderen; tot in eeuwigheid zullen zij het licht niet zien. [ (Psalms 49:21) De mens, die in waarde is, en geen verstand heeft, wordt gelijk als de beesten, die vergaan. ]
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.

Psalmen 84

1 Voor den opperzangmeester, op de Gittith; een psalm, voor de kinderen van Korach.
2 Hoe liefelijk zijn Uw woningen, o HEERE der heirscharen!
3 Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des HEEREN; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God.
4 Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen legt, bij Uw altaren, HEERE der heirscharen, mijn Koning, en mijn God!
5 Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela.
6 Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn.
7 Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken.
8 Zij gaan van kracht tot kracht; een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion.
9 HEERE, God der heirscharen! hoor mijn gebed; neem het ter oren, o God van Jakob! Sela.
10 O God, ons Schild! zie, en aanschouw het aangezicht Uws gezalfden.
11 Want een dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders; ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid.
12 Want God, de HEERE, is een Zon en Schild; de HEERE zal genade en eer geven; Hij zal het goede niet onthouden dengenen, die in oprechtheid wandelen. [ (Psalms 84:13) HEERE der heirscharen! welgelukzalig is de mens, die op U vertrouwt. ]
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.

Psalmen 85

1 Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
2 Gij zijt Uw lande gunstig geweest, HEERE! de gevangenis van Jakob hebt Gij gewend.
3 De misdaad Uws volks hebt Gij weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt. Sela.
4 Gij hebt weggenomen al Uw verbolgenheid; Gij hebt U gewend van de hittigheid Uws toorns.
5 Breng ons weder, o God onzes heils! en doe te niet Uw toornigheid over ons.
6 Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht?
7 Zult Gij ons niet weder levend maken, opdat Uw volk zich in U verblijde?
8 Toon ons Uw goedertierenheid, o HEERE, en geef ons Uw heil.
9 Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren.
10 Zekerlijk, Zijn heil is nabij degenen, die Hem vrezen, opdat in ons land eer wone.
11 De goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten; de gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen.
12 De waarheid zal uit de aarde spruiten, en gerechtigheid zal van den hemel nederzien.
13 Ook zal de HEERE het goede geven; en ons land zal zijn vrucht geven. [ (Psalms 85:14) De gerechtigheid zal voor Zijn aangezicht henengaan, en Hij zal ze zetten op den weg Zijner voetstappen. ]
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.

Psalmen 87

1 Een psalm, een lied voor de kinderen van Korach. Zijn grondslag is op de bergen der heiligheid.
2 De HEERE bemint de poorten van Sion boven alle woningen van Jakob.
3 Zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods! Sela.
4 Ik zal Rahab en Babel vermelden, onder degenen, die Mij kennen; ziet, de Filistijn, en de Tyrier, met den Moor, deze is aldaar geboren.
5 En van Sion zal gezegd worden: Die en die is daarin geboren; en de Allerhoogste Zelf zal hen bevestigen.
6 De HEERE zal hen rekenen in het opschrijven der volken, zeggende: Deze is aldaar geboren. Sela.
7 En de zangers, gelijk de speellieden, mitsgaders al mijn fonteinen, zullen binnen u zijn.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.